This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Herhaling koolhydraten, vetten en eiwitten
Slide 1 - Slide
Hoe heet de reactie waarbij koolhydraten gevormd worden?
A
Fotolyse
B
Verbranding
C
Hydrolyse
D
Fotosynthese
Slide 2 - Quiz
Leg op microniveau uit waarom monosachariden goed oplosbaar zijn in water
Slide 3 - Open question
Met wat voor reactie wordt een disacharide gevormd uit 2 monosachariden?
A
Fotosynthese
B
Hydrolyse
C
Condensatiereactie
D
Fotolyse
Slide 4 - Quiz
Teken de reactievergelijking (in structuurformule) van de vorming van sacharose uit a-glucose en a-fructose
Slide 5 - Open question
Om koolhydraten te kunnen gebruiken als energievoorziening moeten de poly- en disachariden eerst afgebroken worden tot monosachariden. Met welke soort reactie gebeurt dit?
Slide 6 - Open question
Met welke reactie wordt glucose verbrand, zodat deze als energiebron gebruikt kan worden?
Slide 7 - Open question
Welke reactie treedt er op als een vet/ olie langdurig wordt verhit in aanwezigheid van water?
A
Hydrolyse
B
Thermolyse
C
Fotolyse
D
Solvolyse
Slide 8 - Quiz
Wat is de functie van vetten in het lichaam?
Slide 9 - Open question
Hoe krijg je uit een vet energie? Beschrijf dit proces
Slide 10 - Open question
Hoe noem je vetzuren die je lichaam niet zelf kan aanmaken?
Slide 11 - Open question
Zijn essentiële vetzuren verzadigd of onverzadigd?
Verzadigd
Onverzadigd
Slide 12 - Poll
Hoe heten de monomeren van eiwitten?
A
Oligomeer
B
Monosachariden
C
Aminozuren
D
Tri-ester
Slide 13 - Quiz
Teken de algemene structuurformule van een aminozuur
Slide 14 - Open question
Wat ontstaat er als er een condensatiereactie optreed tussen twee aminozuren EN hoe heet de binding die er wordt gevormd?
Slide 15 - Open question
Wat is de primaire structuur van een eiwit?
Slide 16 - Open question
Wat gebeurt er als een eiwit gehydrolyseerd wordt?
Slide 17 - Open question
Hoe heet een aminozuur dat je lichaam niet zelf kan aanmaken?
Slide 18 - Mind map
Beschrijf hoe overtollige aminozuren worden omgezet in ureum.
Slide 19 - Open question
Wat is een ander woord voor een enzym?
Slide 20 - Open question
Enzymen zijn erg specifiek. Wat houdt dit precies in?
Slide 21 - Mind map
Een enzym werkt het beste bij een bepaalde pH/temperatuur. Hoe heet dit?
A
Temperatuur/ pH-maximum
B
Temperatuur/ pH-optimum
C
Temperatuur/ pH-minimum
D
Temperatuur/ pH-grens
Slide 22 - Quiz
Wat gebeurd er als een enzym wordt blootgesteld aan een temperatuur/ pH die niet in de buurt van zijn optimum ligt?