spelling

spelling
Doel
- Je weet waar je leestekens moet zetten.
- Je weet hoe en wanneer je de verlengproef moet gebruiken.
- Je kunt een zelfstandig naamwoord in het meervoud schrijven. Door -en of -s toe te voegen.
- Je weet hoe je de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.

1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

spelling
Doel
- Je weet waar je leestekens moet zetten.
- Je weet hoe en wanneer je de verlengproef moet gebruiken.
- Je kunt een zelfstandig naamwoord in het meervoud schrijven. Door -en of -s toe te voegen.
- Je weet hoe je de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord moet schrijven.

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 2 - Mind map

Je eindigt een zin met een?
A
punt
B
komma
C
uitroepteken
D
vraagteken

Slide 3 - Quiz

komma - dubbele punt
Wanneer gebruik je een komma?
- tussen twee persoonsvormen
- tussen de delen van een opsomming
- na een naam of uitroep
- voor het woord maar (als dit een tegenstelling aangeeft)
- voor doordat, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra
dubbele punt: als je iets aankondigt of opsomt.



Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Wanneer gebruik je de verlengproef?

Slide 6 - Open question

Ik ben verhuis.. naar Silvolde
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 7 - Quiz

Het huis is geverf...
A
geverfd
B
geverft
C
geverfdt

Slide 8 - Quiz

Er zijn verschillende manieren waarop je het meervoud van zelfstandige naamwoorden maakt
Meervoud op -en:  
-en achter een woord.   (stoel-stoelen)
- Soms een letter verdubbelen (hok - hokken).  
- Soms een a, e, o of u weghalen (been - benen) 
- Soms van een -f een -v maken (boef - boeven) 
- Soms van een -s een -z maken (huis - huizen)   

Slide 9 - Slide

Meervoud op -s

- een -s achter het woord zetten (kijkers) 
- bij -a, -o, -u, -i of -y krijg je 's (pony's, baby's) 
- bij afkortingen krijg je 's (wc's)   
   Let op: cadeaus, displays. 

Slide 10 - Slide

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 11 - Quiz

Goede meervouden
Foute meervouden
zeeën
ponys
babies
perziken
boefen
boefjes

Slide 12 - Drag question

Bijvoeglijk naamwoord (lange vorm)
- een - e achter het woord zetten.  (nieuw - nieuwe)
- Soms een letter verdubbelen (stil - stille) 
- Soms een a, e, o of u weghalen (duur, dure) 
- Soms van een -f een -v maken (lief, lieve) 
- Soms van een -s een -z maken (boos, boze)  

Slide 13 - Slide

Noteer het bijvoeglijk naamwoord.
Het (doof) meisje kon zelf oversteken.

Slide 14 - Open question

Noteer het bijvoeglijk naamwoord.
Het (duur) horloge kon ik niet betalen.

Slide 15 - Open question

Huiswerk
maken: opdracht 2 t/m 6 

Slide 16 - Slide