Ontleden (de 1e en 4e naamval)
Om de naamval te bepalen moet een zin worden ontleed.
Dat gebeurt in een bepaalde volgorde, nl.: eerst het onderwerp (= 1e naamval) en daarna het lijdend voorwerp (= 4e naamval).
Voorbeeldzin voor de uitleg: Der Trabi (m) erklärt seine Sprache (v).
1e naamval:
De 1e naamval wordt gebruikt, als een zinsdeel het onderwerp is.
• Zoek eerst het gezegde (dat zijn alle werkwoordsvormen in een zin): ‘erklärt’
• Stel daarna de vraag : ‘Wie/wat + gezegde’?: Wie erklärt?
• Het antwoord is ‘Der Trabi’ = onderwerp = 1e naamval.