Les 6 + 7 Zelfstandig Herhaling Lezen en samenstellingen en afleidingen

1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doel van deze les
  • Herhaling en oefening van het onderdeel lezen
  • Aan het einde van de les weet je weer wat afleidingen zijn en dat een afleiding de woordsoort van het grondwoord kan veranderen. 

Slide 4 - Slide

Wat moet ik doen?
Je gaat zelfstandig aan de slag met deze les

Je leest alle dia's en beantwoord alle vragen

Je mag bij twijfel je boek gebruiken, maar probeer eerst zelf het antwoord te bedenken

Ben je klaar? 
Maak dan alvast  je huiswerk voor woensdag!

Slide 5 - Slide

Een tekst bestaat uit verschillende alinea's en deze kun je onderverdelen in tekstdelen.
  • inleiding: doel is lezer nieuwsgierig maken
  • middenstuk: deelonderwerpen
  • slot: tekst afsluiten

Slide 6 - Slide

Wat hoort waar? Sleep naar de juiste plek.
timer
0:40
Inleiding 
Slot
Middenstuk
onderwerp aankondigen
conclusie
kort, grappig verhaaltje vertellen
een of meer vragen stelllen
deelonderwerp
advies
korte samenvatting

Slide 7 - Drag question

Een goed opgebouwde alinea bevat altijd een kernzin, waar staat die meestal?

Slide 8 - Open question

Wat is de belangrijkste zin van deze alinea en dus de kernzin?


Vogelspinnen danken hun naam aan het verhaal dat ze vogels opeten, maar dat klopt niet helemaal. Ze eten vooral ongewervelde dieren, zoals insecten. Grote vogelspinnen verorberen ook weleens hagedissen, kleine knaagdieren en een enkele keer jonge vogels. Ze rusten meestal overdag en profiteren van het donker om prooien vanuit een hinderlaag aan te vallen. Zodra ze hun prooi te pakken hebben, geven ze met hun scharnierende giftanden van soms wel 2,5 centimeter een dodelijke dosis gif af. Daarna spuiten ze er spijsverteringssappen in om hun maaltijd te kunnen opslurpen. Hun prooi vangen ze ook weleens met ‘struikeldraden’ bij de ingang van hun hol. Webben maken ze niet, want hun eigen lichaam is te zwaar voor de dunne draden. Wel verstevigen ze hun hol met dicht op elkaar geweven draden. Andere vogelspinnen leven in bomen, in buizen van zijde of in holtes in de bast. Er zijn ook soorten die geen vast huis hebben, maar liever rondzwerven. 

Vogelspinnen danken hun naam aan het verhaal dat ze vogels opeten, maar dat klopt niet helemaal.

Slide 9 - Slide

Nu leerlingen niet fysiek naar school gaan, raakt een aantal van hen buiten beeld. Scholen zijn het zicht op hen kwijtgeraakt; er is geen contact meer. Op landelijk niveau maken deskundigen zich zorgen over die groep. Naar inschatting van de gemeente Apeldoorn is dat probleem hier, wat betreft aantallen, beperkt. ,,Hoewel elke (tijdelijk) onvindbare leerling er een teveel is, gaat het in onze gemeente slechts om een handvol scholieren’’, reageert de gemeente via woordvoerder Roel van Vemde. Concreet gesteld zijn er vijf leerlingen waar de betreffende basisscholen geen contact mee hadden, of nog steeds niet hebben.

De kernzin van deze alinea is:
A
Nu leerlingen niet fysiek naar school gaan, raakt een aantal van hen buiten beeld.
B
Scholen zijn het zicht op hen kwijtgeraakt; er is geen contact meer.
C
Concreet gesteld zijn er vijf leerlingen waar de betreffende basisscholen geen contact mee hadden, of nog steeds niet hebben.

Slide 10 - Quiz

Ondanks hun grootte hebben vogelspinnen ook vijanden, waaronder – bijzonder genoeg – juist vogels. Ze hebben slimme verdedigingstactieken ontwikkeld om die af te schrikken zonder meteen hun giftanden in te zetten. De spin gaat op zijn achterpoten staan om groter te lijken en toont als waarschuwing zijn giftanden. Als dit niet werkt, hebben sommige soorten nog een ander trucje in petto: brandharen op de buik. Met snelle pootbewegingen over hun buik maken ze een wolk van microharen met weerhaken los, die de ogen en huid van de aanvaller irriteren.

De kernzin van deze alinea is:
A
Ondanks hun grootte hebben vogelspinnen ook vijanden, waaronder – bijzonder genoeg – juist vogels.
B
Ze hebben slimme verdedigingstactieken ontwikkeld om die af te schrikken zonder meteen hun giftanden in te zetten.
C
Met snelle pootbewegingen over hun buik maken ze een wolk van microharen met weerhaken los, die de ogen en huid van de aanvaller irriteren.

Slide 11 - Quiz

Opbouw van deze alinea:

Ondanks hun grootte hebben vogelspinnen ook vijanden, waaronder – bijzonder genoeg – juist vogels.  = inleidende zin

Ze hebben slimme verdedigingstactieken ontwikkeld om die af te schrikken zonder meteen hun giftanden in te zetten. = kernzin

De spin gaat op zijn achterpoten staan om groter te lijken en toont als waarschuwing zijn giftanden. Als dit niet werkt, hebben sommige soorten nog een ander trucje in petto: brandharen op de buik. Met snelle pootbewegingen over hun buik maken ze een wolk van microharen met weerhaken los, die de ogen en huid van de aanvaller irriteren. = voorbeelden van verdedigingstactieken

Wat is het deelonderwerp van deze alinea?
de verdedigingstactieken van de vogelspin

Slide 12 - Slide

Wat is ook alweer objectief en subjectief taalgebruik?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Link

Gekkogeheimen

Een gekko kan ondersteboven aan een plafond hangen zonder eraf te vallen. Mensen binnenkort ook, als het aan de Amerikaanse wetenschapper Elliot Hawkes ligt. Met behulp van zijn speciale handschoenen klom een collega moeiteloos vier meter een glazen wand op. Dieren hebben zo hun handigheidjes. De handigheid van de mens is misschien wel dat hij meester is in het afkijken van dierlijke trucjes. ‘De natuur heeft wetenschappers altijd gefascineerd’, zegt Hawkes. ‘We bouwen vliegtuigen om te vliegen als vogels, bootsen het loopje van een hond na met robots en het idee voor klittenband kwam van die planten die aan je jas blijven hangen als je in het bos loopt.’ Zelf houdt hij zich al jaren bezig met het bestuderen van gekko’s. ‘Zo’n beest kan moeiteloos allerlei oppervlakken opklauteren, ook al zijn die spiegelglad. Dat is toch cool?'

Benoem een duidelijk feit en een duidelijke mening in deze tekst.
Feit is bijvoorbeeld de eerste zin. 
Duidelijke mening is: 'Dat is toch cool?'

Slide 15 - Slide

H5- Lezen
Voorvoegsels en achtervoegsels.
Samenstellingen

Slide 16 - Slide

Noem een voor- of achtervoegsel

Slide 17 - Mind map

Er zijn twee manieren waarop nieuwe woorden ontstaan. Namelijk door samenstelling of afleiding.
Hoe noem je de woorden die ontstaan door het toevoegen van een voor- en/of achtervoegsel aan een woord?

Geef een voorbeeld.

Slide 18 - Open question

timer
0:40
samenstelling
afleiding
onaardig
i-padzuster
vriendschap
vriendenkring
coronacrisis
anderhalvemetersamenleving
contactloos
afsluiting

Slide 19 - Drag question

Een achtervoegel kan naast de betekenis, ook de woordsoort van een woord veranderen. Kijk maar eens naar de volgende woorden:

beest + achtig = beestachtig (zn + achtervoegsel = bn)

opruimen + ing =  opruiming (ww + achtervoegsel = zn)

brand + baar = brandbaar (zn + achtervoegsel = bn)

Slide 20 - Slide

Afleiding
Bij een afleiding ontstaat dus een nieuw woord door aan het grondwoord een voor- of achtervoegsel te plaatsen. 
Een voor- of achtervoegsel heeft een eigen betekenis, maar kan niet 'los' voorkomen. 
Het geeft het nieuwe woord ook een andere betekenis dan het grondwoord, maar de betekenis van het grondwoord zie je wel terug. 

voorbeelden: dakloos, onaardig, asociaal, deblokkeren

Slide 21 - Slide

Voor- en achtervoegsels
a- = niet
anti- = tegen
her- = opnieuw
over- = te veel
-baar = mogelijk/kunnend
-kundig = bekwaam
-rijk = veel bevattend

Slide 22 - Slide

Geef nu vijf voorbeelden van samenstellingen

Slide 23 - Mind map

Samenstelling of afleiding?
geëvacueerd
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 24 - Quiz

Samenstelling of afleiding?

modebranche
A
Samenstelling
B
Afleiding

Slide 25 - Quiz

Samenstelling of afleiding?
industriëlen
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 26 - Quiz

Samenstelling of afleiding?

moeiteloos
A
Samenstelling
B
Afleiding

Slide 27 - Quiz

Samenstelling of afleiding?

eenzaamheid is een
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 28 - Quiz

Noem 2 dingen die je deze les geleerd hebt.

Slide 29 - Open question

Formuleer een vraag die je na deze uitleg nog hebt.

Slide 30 - Open question

Huiswerk
H6 - Woordenschat op blz. 177
Maken- opdracht 4 en 6
Journaal kijken! Vrijdag de nieuwsquiz!


Maak deze opdracht in je schrift (vanwege veel storingen online) en stuur mij een foto van je gemaakte huiswerk.  

Slide 31 - Slide