herhaling thema 7 - film - rose

Bij het Sinterklaasfeest krijgen wij een ...........................
A
draai
B
actie
C
cadeau
D
film
1 / 51
next
Slide 1: Quiz
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bij het Sinterklaasfeest krijgen wij een ...........................
A
draai
B
actie
C
cadeau
D
film

Slide 1 - Quiz

Wat kan draaien?

Slide 2 - Drag question

Vandaag zijn ........... leerlingen op school.
A
actie
B
alle
C
blauwe
D
film

Slide 3 - Quiz

timer
1:30
actie

Slide 4 - Mind map


Ik kijk op tv een ....................
A
cadeau
B
muziek
C
draai
D
film

Slide 5 - Quiz


Naar school gaan is een goede ..............
A
actie
B
draai
C
dag
D
film

Slide 6 - Quiz

Deze letters zijn zwart.
Dat is een .................
A
fiet
B
feit
C
feest
D
favoriet

Slide 7 - Quiz

timer
1:30
favoriet

Slide 8 - Mind map

Een .................... maakt foto's.
A
favoriet
B
feest
C
feit
D
fotograaf

Slide 9 - Quiz

31 december is het ........... van het jaar.
A
jaar
B
favoriet
C
einde
D
feit

Slide 10 - Quiz

Naar school gaan is een feest!
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll

Wat vind jij een feit?
timer
1:30

Slide 12 - Open question

Maak een goede zin.
Gebruik het woord: gasten
timer
1:30

Slide 13 - Open question

Iedereen kan bidden tot zijn eigen ..........
A
geld
B
geloven
C
gezellig
D
god

Slide 14 - Quiz


Een i-phone kost veel ..........................
A
gezellig
B
gast
C
geld
D
kikkers

Slide 15 - Quiz

timer
1:30
heel

Slide 16 - Mind map


Wat vind jij gezellig?
timer
1:30

Slide 17 - Open question

Wij willen allemaal .......... graag en .......... goed Nederlands leren.
A
gast
B
heel
C
nooit
D
gezellig

Slide 18 - Quiz

Dit is een ................. vraag.
A
lastig
B
lastige
C
lostige
D
listige

Slide 19 - Quiz

Wij .................. Nederlands leren.
A
lastig
B
liefde
C
houden van
D
lopen

Slide 20 - Quiz

Wat is liefde?

Slide 21 - Drag question


Het is een vraagwoord.
A
houden van
B
hoe
C
helemaal
D
liefde

Slide 22 - Quiz

Maak een zin met:
helemaal
timer
1:30

Slide 23 - Open question


Wie weet er ....... ik moet fietsen?
A
helemaal
B
heo
C
helemal
D
hoe

Slide 24 - Quiz

De docenten zijn ............. dan de leerlingen.
A
auder
B
ouder
C
onder
D
uoder

Slide 25 - Quiz

Wat doe jij het liefst?
Maak een zin.
timer
1:30

Slide 26 - Open question

Ik kijk met twee .......... naar mijn boek.
A
ooren
B
oogen
C
ogen
D
oren

Slide 27 - Quiz

Wat hoort er bij: niks?

Slide 28 - Drag question

Ik wil dat ............. graag doen!
A
ok
B
ook
C
niks
D
liefst

Slide 29 - Quiz

Mijn vader en moeder zijn mijn
.........................
timer
1:00

Slide 30 - Open question

timer
3:00
Welke film of serie vind jij spannend?

Slide 31 - Mind map

Maak een zin met een vervoeging van
spelen
timer
3:00

Slide 32 - Open question

Welke woord?
Hij komt steeds ........ laat.

Slide 33 - Open question

Welke zin is goed?
A
Op steeds hebben we sport.
B
Steeds is het dinsdag.
C
Mijn tafel is steeds.
D
Hij pakt steeds mijn pen.

Slide 34 - Quiz

Waar zie je "de tekst"?
A
B
De leerlingen zitten op school.
C
D

Slide 35 - Quiz

Vul het goede woord in.
........... morgen!

Slide 36 - Open question

Maak een zin met een vervoeging van
trouwen.
timer
3:00

Slide 37 - Open question

Welke zin is goed?
A
Vanaf het station is het nog 10 minuten lopen.
B
Je mag mij vanaf half 9 bellen.
C
Vanaf nu is dit de afspraak.
D
Vanaf wanneer ben je in Nederland?

Slide 38 - Quiz

Wat betekent "vanavond"?
A
Op de avond van deze dag
B
Op de ochtend van deze dag
C
Op de middag van deze dag
D
Op de morgen van deze dag

Slide 39 - Quiz

Wat is een voordeel van naar school gaan?
timer
3:00

Slide 40 - Open question

Welke zin is goed?
A
Volgens mij gaat het vandaag regenen.
B
Ik ga naar huis volgens de fiets.
C
Hij is ziek volgens naar huis.
D
Ik koop volgens bij de supermarkt.

Slide 41 - Quiz

Waar zie je een vraag?
A
Hoe heet je?
B
Van harte gefeliciteerd!
C
Waar woon je?
D
Sterkte!

Slide 42 - Quiz

Stel een vraag met "wanneer"
timer
3:00

Slide 43 - Open question


A
Waarom?
B
Wanneer?
C
Welke?
D
Wat?

Slide 44 - Quiz

......... dier is dit?
A
Waarom
B
Welk
C
Wanneer
D
Wie

Slide 45 - Quiz

De leerlingen ......... op school.
A
bent
B
ben
C
zijn
D
is

Slide 46 - Quiz

De leerlingen zijn op school
zingen
de zin
trouwen
de tekst

Slide 47 - Drag question

Je mag ........ naar huis.
A
zingen
B
zo
C
wonen
D
trouwen

Slide 48 - Quiz

Een ........... heeft veel woorden.
A
tafel
B
zo
C
zin
D
waarom

Slide 49 - Quiz

Wat is goed?
A
Hij is op school.
B
Zij bent op school.
C
Wij bent op school.
D
Ik bent op school.

Slide 50 - Quiz

Wat is goed?
A
Ik is te laat.
B
Hij bent te laat.
C
Wij bent te laat.
D
Ik ben te laat.

Slide 51 - Quiz