Disk thema 2 Bellen en Mailen - dag 3

Thema 2 Bellen en mailen Dag 3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 2 Bellen en mailen Dag 3

Slide 1 - Slide

het gesprek
  • twee of meer mensen praten met elkaar 
  • het gesprek - de gesprekken
  • zin: Ik heb morgen een gesprek.
  • zin: Het gesprek duurt lang.
17

Slide 2 - Slide

goed
  • positief 
  • juist of correct
  • leuk of prima
  • zin: Dat is heel goed van jou.
  • zin: Goed gedaan hoor!
18

Slide 3 - Slide

halen
  • meenemen naar hier 
  • ik haal - wij halen
  • zin: Ik haal mijn zusje van school.
  • zin: Zij haalt haar boek uit de tas.
19

Slide 4 - Slide

de keer 
  • maal
  • tijdstip waarop iets gebeurt

  • zin: Wij hebben twee keer pauze. 
20

Slide 5 - Slide

komen
  • een plaats bereiken
  • ik kom - wij komen
  • zin: Er komt storm. 
  • zin: De leerlingen komen naar school. 
21

Slide 6 - Slide

krijgen
  • je mag iets hebben
  • gratis
  • ik krijg - wij krijgen
  • zin: Ik krijg een snoepje. 
  • zin: Zij krijgen een mooie pen.
22

Slide 7 - Slide

laat
  • niet op tijd
  • tijd gaat sneller dan je dacht
  • niet fijn gevoel
  • zin: Ik ben te laat op school.
  • zin: De docent gaat laat naar huis.
23

Slide 8 - Slide

luisteren
  • horen
  • met aandacht
  • ik luister - wij luisteren
  • zin: De leerlingen luisteren naar de docent.
  • zin: Ik luister graag naar muziek.
24

Slide 9 - Slide

Wat is goed?
18
A
prima
B
leuk
C
juist
D
correct

Slide 10 - Quiz

Wat is een synoniem voor het woord:
halen
19

Slide 11 - Open question

Schrijf een goede zin bij dit plaatje. Gebruik het woord: halen
timer
1:00
19

Slide 12 - Open question

Het woord 'keer' hoort bij

20
A
een plaats
B
een vermenigvuldiging
C
een optel som
D
een tijdstip

Slide 13 - Quiz

Maak een zin met het woord:
keer

20

Slide 14 - Open question

Maak een zin met het woord:
komen
21

Slide 15 - Open question

Een ander woord voor 'krijgen' is .........
22
A
hebben
B
geven
C
doen
D
halen

Slide 16 - Quiz

Schrijf alle vervoegingen van het werkwoord 'krijgen'.
ik ........ , jij .........., hij/zij .......... etc.
22

Slide 17 - Open question

De les begint om 8.30 uur, maar ik ben
er om 8:45.

Ben je laat of te vroeg op school?
23
A
laat
B
vroeg

Slide 18 - Quiz

Je bent te laat op school.
Wat is een goede reden?
23

Slide 19 - Open question

Vul het goede woord in:
Als je niet goed ............... naar de docent mis je informatie.
(denk aan de goede vervoeging)

24

Slide 20 - Open question

Luisteren is...................
24

A
spreken met aandacht
B
horen met aandacht
C
schrijven met aandacht
D
praten met aandacht

Slide 21 - Quiz

Vul het goed woord in.

Ik heb mijn huiswerk niet gedaan, nu wil mijn leraar een ............... voeren met mij.
17
A
feestje
B
gesprek
C
conversatie
D
contract

Slide 22 - Quiz

Twee mensen praten. Zij hebben een ..........
17
A
afspraak
B
wedstrijd
C
gesprek
D
conversatie

Slide 23 - Quiz