Grammatica meewerkend voorwerp

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Hallo allemaal
- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten
- Leg je spullen voor Nederlands op je tafel
- Ga alvast lezen in je leesboek



Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk check
Zijn er nog vragen bij bepaalde opdrachten. 

Hoofdstuk 3, §3.7 grammatica, opdr 10 en 11

timer
3:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen 
We vullen het aanbod grammatica aan met nog 2 onderdelen

- meewerkend voorwerp
- bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voorkennis 
Waarom is het belangrijk om te ontleden in deze volgorde: pv – – wg – o – lv?


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Tekens 
Bij het ontleden gebruiken wij de volgende tekens. 
(Houd ook altijd deze volgorde aan!!)
1. Persoonsvorm                                    (PV)
2. Werkwoordelijk gezegde             {WG}
3. Onderwerp                                            (O)
4. Lijdend voorwerp                               LV
5. Meewerkend voorwerp                  MV
                                                                        ===
6. Bijwoordelijke bepaling                 BWB
                                                                       V.    V
Vandaag gaan we oefenen met het benoemen van MV
                                            ===

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp (mv) geeft aan voor wie iets bestemd is of wie iets krijgt. Vaak begint het meewerkend voorwerp met het voorzetsel aan of voor. Dit woordje kun je ook weglaten of juist toevoegen als het er niet bij staat. Soms moet je de zin dan wel een beetje veranderen. 

Het meewerkend voorwerp kun je vinden door de vraag te stellen: 
aan/voor, wie/wat + wg + o + lv?
Let op: je moet dus eerst de pv, wg, o en lv hebben gevonden. 

 In een zin kan maar één meewerkend voorwerp staan. Niet elke zin heeft een meewerkend
voorwerp.
-Heb jij hem het cadeau gegeven? 
- Heb jij het cadeau aan hem gegeven? 
- Heb jij aan hem het cadeau gegeven?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 

  • (De leerkracht) (stuurt) altijd alle leerlingen het huiswerk per mail.

Vraag: Aan wie stuurt de leerkracht het huiswerk? Antwoord: aan alle leerlingen. Het meewerkend voorwerp is dus alle leerlingen.

De leerkracht stuurt altijd aan alle leerlingen het huiswerk per mail.

Ter controle kun je kijken of het klopt dat je aan of voor kunt weglaten of toevoegen:

Slide 8 - Slide

1. PV = probeer
   WG = probeer te maken
2. PV = spelen
    WG = spelen af
3. PV = lijnt
    WG = lijnt aan
4. PV = is
     WG = is aan het spelen
5. PV = hadden
    WG = hadden uit moeten zetten
Even samen oefenen 
(De tandarts) (geeft) zijn patiënt een behandeling.
                                            =========

De kinderen geven elkaar de schuld.


Jill geeft haar zusje een nieuwe pop.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Maak het werkblad in teams: 

Klaar? 
  1. nakijken
  2. woorden oefen met de woordtrainer of lezen in je leesboek


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
nakijken en moeilijkheden bespreken

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk

Slide 12 - Slide

This item has no instructions