Zinsdelen + samengestelde zinnen en lijdend voorwerp

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Neem voor je:
Je leesboek, Nieuw Nederlands boek en je laptop
timer
15:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga zitten op je plek
Startopdracht: lees uit je leesboek
Neem voor je:
Je leesboek, Nieuw Nederlands boek en je laptop
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag? 
1. Mededelingen
2. Lesdoelen
3. Herhaling zinsdelen
4. Samengestelde zinnen en het lijdend voorwerp
5. Aan de slag
6. Evaluatie

Slide 2 - Slide

Mededelingen
Zijn er dingen die ik moet weten?

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
1. Ik ken de zinsdelen van vorig jaar en weet wanneer ik welke functie toe moet passen.
2. Ik weet wat een samengestelde zin is en hoe ik deze kan herkennen.
3. Ik weet wat het lijdend voorwerp is en kan deze terugvinden in een zin. 

Slide 4 - Slide

Herhaling zinsdelen
Delen van een zin die bij elkaar horen, de woordgroepen blijven bij elkaar staan als je de volgorde veranderd.

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is een werkwoord. (Wat iemand doet of overkomt)
Hoe herken je deze?
1. Maak van de zin een vraag.
2. Zet de zin in een andere tijd.
3. Zet de zin in het enkel- of meervoud.

Slide 6 - Slide

Onderwerp
  • De persoon, het dier of een ding die iets doet.
  • Het onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.
  • Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. (Als de persoonsvorm enkelvoud is, moet het onderwerp ook enkelvoud zijn en bij meervoud hetzelfde)

Slide 7 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde.
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in de zin 'gebeurt'.

(Werkwoorden zeggen iets over wat iemand doet of overkomt)

Slide 8 - Slide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen bestaan uit twee lossen zinnen die aan elkaar zijn geplakt met een voegwoord. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen

Voegwoord: het woord dat woorden zinnen aan elkaar plakt. 

Slide 9 - Slide

Voorbeelden van samengestelde zinnen

Annelies bestelt een tosti en Bernd wil een broodje gezond.
Ik leg mijn mobiel in de woonkamer, zodat ik niet word afgeleid. 

Slide 10 - Slide

Lijdend voorwerp
Een lijdend voorwerp geeft meestal aan wie of wat iets overkomt.
Hoe vind je een lijdend voorwerp?
1. Zoek de persoonsvorm
2. Zoek het onderwerp
3. Zoek het werkwoordelijk gezegde
4. Wat of wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Slide 11 - Slide

Voorbeeld lijdend voorwerp
Sifan heeft een gouden medaille gewonnen. 
Pv = heeft 
Ow = Sifan
Wg = heeft gewonnen
Vraag: Wie of wat heeft Sifan gewonnen?
lv = een gouden medaille

Slide 12 - Slide

Werk in stilte
Maak: 

Opdracht 1, 2 en 3 van blz. 208-209
&
Opdracht 1, 2 en 5 van blz. 212-213
Klaar? Werk verder in Numo.
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Zachtjes samenwerken
Maak:
Opdracht 1, 2 en 3 van blz. 208-209
&
Opdracht 1, 2 en 5 van blz. 212-213
Klaar? Werk verder in Numo.
timer
15:00

Slide 14 - Slide

Huiswerk
Maak:
Opdracht 1, 2 en 3 van blz. 208-209
&
Opdracht 1, 2 en 5 van blz. 212-213

Slide 15 - Slide

Lesdoelen
1. Ik ken de zinsdelen van vorig jaar en weet wanneer ik welke functie toe moet passen.
2. Ik weet wat een samengestelde zin is en hoe ik deze kan herkennen.
3. Ik weet wat het lijdend voorwerp is en kan deze terugvinden in een zin. 

Slide 16 - Slide

Evaluatie
Wat ging er goed deze les? 
Wat kan er de volgende keer beter? 
Wat heb ik geleerd?

Slide 17 - Slide