les 1 praktijkmodule

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Deze vrouw werkt in de ............................

1. dienstverlening
2. zorg

Als je in de horeca werkt,
dan werk je in de ...................................

1. dienstverlening
2. zorg

Welke ruimte zie
je hier?

1. keuken
2. slaapkamer
3. recreatieruimte
4. hal

1. afdruiprek
2. afwasteil

1. werkdoek
2. handdoek
3. vaatdoek
4. theedoek

Hoe heet deze doek?

1. handdoek
2. gele werkdoek
3. theedoek
4. poetsdoek

1. afwasteil
2. gootsteen

1. afdrogen
2. afwassen

1. glazen
2. servies

Wat zie je hier?

1. bestek
2. kookspullen

Wat zie je hier?

1. schone vaat
2. vieze vaat

1. zeef
2. vergiet

1. zeef
2. vergiet

1. afdrogen
2. afwassen

Iemand in zijn eigen sop gaar laten koken

1. Iemand verder helpen
2. Iemand van top tot teen wassen
3. Zich niet (meer) met iemand bemoeien

afwassen
De ... kopjes zijn nog niet droog.

1. gewassen
2. afgewassen

Afwassen
doe je in

1. koud water met een beetje afwasmiddel
2. warm water met een beetje afwasmiddel

Welke volgorde van afwassen is juist?

1. Borden/ bestek - pannen - glazen
2. glazen - pannen - borden/ bestek
3. borden/ bestek - glazen - pannen
4. glazen - borden/ bestek - pannen