- Ik weet wat een toelichting of voorbeeld is en welke signaalwoorden in een tekst erbij horen. (R)
- Ik kan toelichting en voorbeelden herkennen in een tekst. (T1)
- Ik kan zelf signaalwoorden invullen in een zin en een passende toelichting of voorbeeld verzinnen. (T2)
- Ik kan zelf in een tekst een voorbeeld of toelichting geven met behulp van signaalwoorden. (I)