Les 7: Herhaling en uitleg 6.2

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Les 7: Herhaling en uitleg 6.2
  • Herhalingsopdracht
  •  Huiswerk nakijken
  • Uitleg 6.2

Slide 2 - Slide

Opdracht
C-14 is een isotoop van koolstof. C-14 is radioactief en vervalt via β-verval. De halfwaardetijd van deze isotoop is 5730 jaar.
a. Hoeveel neutronen heeft deze isotoop?
b. Stel de vervalreactie op van C-14.
c. Hoeveel tijd is er voorbij gegaan als 75% van de stof is vervallen?

Slide 3 - Slide

Antwoorden
a. 8 neutronen
b.  
c. 2 x 5730 = 11460 jaar

Slide 4 - Slide

Huiswerk nakijken

Slide 5 - Slide

De stof is na 6 uur 3x gehalveerd (1/2, 1/4, 1/8). De halfwaardetijd is dus 3x verstreken. 6 : 3 = 2 uur
Na 15 uur is de stof 3x gehalveerd (50%, 25%, 12,5%). De halfwaardetijd is dus 3x verstreken. 15 : 3 = 5 uur
Na twee weken is de stof 2x gehalveerd (50%, 25%). De halfwaardetijd is dus 2x verstreken. De halfwaardetijd is daarom 1 week. 

Slide 6 - Slide

Regelstaven
Koelmiddel
Dynamo
Stoomgenerator
Condensor
Voorbeeld: In een reactorvat worden neutronen afgevuurd op uraniumkernen, waardoor de atoomkern splijt (kernsplijting). Hierbij komt veel energie vrij.

Slide 7 - Slide

De moderator remt snelle neutronen af tot het langzame neutronen worden. Snelle neutronen kunnen namelijk geen kernsplijting veroorzaken. 
k = 3/3 = 1
De moderator kan aangepast worden zodat die minder neutronen afremt.
Dan blijft de geproduceerde energie per seconde gelijk. 

Slide 8 - Slide

Planning
SO boekje straling en 6.2 lenzen

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
6.2.1 Je kunt de kenmerken van positieve en negatieve lenzen uitleggen. 
6.2.a. Je kunt het brandpunt  en de brandpuntafstand bepalen van een positieve en van een negatieve lens. 
6.2.b. Je kunt de lenssterkte berekenen met de formule S=1/f
6.2.2 Je kunt de voorwerpsafstand en beeldafstand beschrijven.
6.2.3 Je kunt de beeldafstand van een lens bepalen door middel van een constructie met twee constructiestralen. 
6.2.d. Je begrijpt dat er een verband is tussen de voorwerpsafstand en de beeldafstand en de grootte van het voorwerp en het beeld.

Slide 10 - Slide

Lenzen
Waar zie je ze terug?
Waar zijn ze goed voor? 
Wat doen lenzen?

Slide 11 - Slide

Doorzichtige materialen kunnen licht van richting doen veranderen - lichtbreking.

Slide 12 - Slide

Een bolle lens is positief en convergeert licht - buigt lichtstralen naar elkaar toe.


Een holle lens is negatief en divergeert licht - buigt lichtstralen van elkaar af. 

Slide 13 - Slide

https://youtube.com/shorts/KQgjG_AvUlI?si=xQJJUUEOY_Kgm6_e

Slide 14 - Slide

Brandpunt
Brandpunt F bij positieve lens is waar de lichtstralen na de lens samen komen.
Brandpuntsafstand f is de afstand tussen het midden van de lens en het brandpunt. 

Slide 15 - Slide

Voorwerpafstand = afstand tussen voorwerp en lens.
Beeldafstand = afstand tussen beeld en lens.

Slide 16 - Slide

Beeld tekenen positieve lens
Teken drie constructiestralen vanaf de top van het voorwerp:
1. Recht door het midden van de lens. 
2. Horizontaal tot de lens, daarna door het brandpunt. 
3. Eerst door brandpunt, daarna horizontaal
Kruispunt  = top van beeld

Slide 17 - Slide

Oefenen
Maak de uitgeprinte opdracht

Slide 18 - Slide

Nakijken

Slide 19 - Slide

Er zijn nog meer lichtstralen

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
  • 6.2: 2 t/m 9  in werkboek  = instapniveau
  • Werkblad oefenstencil lenzen - nakijken Teams  = medium
  • Werkblad beeldconstructie - nakijken Teams = uitdaging
 

Slide 21 - Slide

Leerdoelen
6.2.1 Je kunt de kenmerken van positieve en negatieve lenzen uitleggen. 
6.2.a. Je kunt het brandpunt  en de brandpuntafstand bepalen van een positieve en van een negatieve lens. 
6.2.b. Je kunt de lenssterkte berekenen met de formule S=1/f
6.2.2 Je kunt de voorwerpsafstand en beeldafstand beschrijven.
6.2.3 Je kunt de beeldafstand van een lens bepalen door middel van een constructie met twee constructiestralen. 
6.2.d. Je begrijpt dat er een verband is tussen de voorwerpsafstand en de beeldafstand en de grootte van het voorwerp en het beeld.

Slide 22 - Slide