1.8 Zo was Caesar

1.8 Zo was Caesar

Vici p. 22
1 / 21
next
Slide 1: Slide
LatijnSecundair onderwijs

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

1.8 Zo was Caesar

Vici p. 22

Slide 1 - Slide

r. 1 Welke naamval is staturā?
A
nom.
B
acc.
C
voc.
D
abl.

Slide 2 - Quiz

Welke trap is altior?

Slide 3 - Open question

Waarmee komt het overeen?

Slide 4 - Open question

Hoe was Caesar dus van gestalte?
A
groot
B
groter
C
vrij groot
D
heel groot

Slide 5 - Quiz

r. 2 Welke ogen komen het meest overeen met de beschrijving?
A
B
C
D

Slide 6 - Quiz

Welke naamval, genus en getal is plenius?
A
nom.m. enk.
B
gen.onz.enk.
C
nom.onz.enk.
D
acc.onz.enk.

Slide 7 - Quiz

Welke schedel komt het meest overeen met de beschrijving?
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

r. 3 Wat wordt er bedoeld met hanc deformitatem? Antwoord in 2 woorden.

Slide 9 - Open question

r. 4 Welk woord op deze regel verwijst ook naar zijn kaalheid?

Slide 10 - Open question

r. 3-4 Vertel in je eigen woorden de inhoud van deze zin.

Slide 11 - Open question

r. 5-6 Wat is de kern van de vzgroep die bij ex begint?

Slide 12 - Open question

Welk part. perf. dat daarmee overeenkomt, sluit die vzgroep af?

Slide 13 - Open question

Voor wie waren al die vormen van eer?
A
voor Caesar
B
voor de senaat
C
voor het volk
D
voor iedereen

Slide 14 - Quiz

Hoe kwam hij aan die vormen van eer?
A
zelf gepakt
B
gekregen van de senaat
C
gekregen van het volk
D
gekregen van het volk en de senaat

Slide 15 - Quiz

Welk woord is er bij alium verzwegen? Antwoord in het Nederlands!

Slide 16 - Open question

Welke woordsoort is libentius?

Slide 17 - Open question

In welke trap staat het?

Slide 18 - Open question

Hoe zag Caesar zichzelf dus het liefst?
Antwoord met een afbeelding!

Slide 19 - Open question

Vertaal r. 5-6

Slide 20 - Open question

Wat vond je van deze werkvorm?

Slide 21 - Mind map