vwo4 Herhaling H1.4 en H1.5 +bespreken ethogram

Lesprogramma 
  • Bespreken ethogram kinderboerderij
  • Kort herhalen H1.4
  • Bespreken H1.5
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Lesprogramma 
  • Bespreken ethogram kinderboerderij
  • Kort herhalen H1.4
  • Bespreken H1.5

Slide 1 - Slide

Bespreking ethogram kinderboerderij
Tip
- Gebruik enkelvoud (de kippen>de kip)
- Dier hoeft niet genoemd te worden in gedragsbeschrijving
- Gebruik juiste beschrijvingen 
(bijv: snavel i.p.v mond, kop i.p.v hoofd, veren i.p.v huid) 








Slide 2 - Slide

 Wees specifiek
'krabt zichzelf'> 'krabt zichzelf met snavel tussen veren op de rug'
'Het dier eet"> De kip eet door met zijn snavel naar het voer te pikken'
'Hij produceert geluiden' > 'Geit mekkert' (zoek vantevoren de namen op van het gedrag van het dier)
'Op de grond liggen' > 'Ligt op de grond met poten onder zich'
'De geit klimt op het hek met zijn poten'> 'De geit gaat op de achterpoten staan en zet de poten tegen het hek
(schudden) 'Zijn lichaam  heen en weer bewegen' > "De kip schud kort met zijn lijf heen en weer'


Slide 3 - Slide

Wees objectief
"Gans staat rustig te kijken' >'Gans staat stil en kijkt vooruit'.
'Het dier zoekt naar eten'> 'De kip loopt rond met de nek gebogen en pikt naar de grond'
'De kip pikt de viezigheid uit z'n veren' > "De kip pikt met zijn snavel tussen zijn veren'
'De geit likt zichzelf om zichzelf schoon te maken' > 'De geit likt met zijn tong langs zijn flank'
'Maakt ruzie met soortgenoot'> 'Pikt een andere kip en fladdert de vleugels'

Slide 4 - Slide

Wees precies
- zorg dat je protocol vaste intervallen heeft
- noteer de tijdseenheid (seconden)
- noteer het gedrag wat het meest voorkomt in dat interval
- hoe actiever het dier hoe korter het interval 


Slide 5 - Slide

Korte herhaling H1.4

Slide 6 - Slide

A. Je bent erg gespannen omdat je zo je rijexamen gaat doen. Je zou eigenlijk wel weg willen rennen! Je pakt je flesje water en drinkt een slokje.
B. Je bent heel boos op je broertje omdat hij je Playstation controller kapot heeft gemaakt. Je trapt tegen een kast en bezeert je teen.
C. Als je de schoolbel hoort begin je meteen met het inpakken van je spullen. 
D. Je jaagt de kat van de tafel door hem met een plantenspuit nat te spuiten.
E. Je favoriete band gaat beginnen met spelen op een festival, maar je moet ook nodig plassen. Je loopt een stuk naar de wc, maar blijft dan toch staan luisteren en loopt dan toch door. 
F. Wanneer je net met je computerspel begint ga je nog heel vaak dood in het spel. Hoe langer je speelt en hoe langer je in leven blijft.

1. Omgericht gedrag
2. Ambivalent gedrag
3. Oversprongsgedrag
4. Operant conditioneren
5. Trial and error
6. Klassiek conditioneren

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil tussen een reflex en bewust gedrag?

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil tussen aangeboren en aangeleerd?

Slide 9 - Slide

Gedrag
Aangeboren
reflex (je vinger verbranden)
Instinct (baby huilt als hij honger heeft)

Aangeleerd
Imitatie, inprenting, oefening, trial and error, gewenning, conditionering (operant en klassiek), inzicht

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Normen en waarden
Eerlijk zijn
Respect hebben voor anderen
Iemand helpen die gewond is
De ander uit laten praten
Behulpzaamheid
Niet stelen 

Slide 15 - Slide