Zinsdelen ontleden wg / ow / lv

Welkom
Ga rustig op je plek zitten
Pak je aantekeningenschrift en boek
Laptop laat je dicht op tafel
Lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Ga rustig op je plek zitten
Pak je aantekeningenschrift en boek
Laptop laat je dicht op tafel
Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Grammatica - zinsdelen

Slide 2 - Mind map

Einde van de les kan ik:
  • Een zin verdelen in zinsdelen
  • De persoonsvorm in de zin aanwijzen
  • het werkwoordelijk gezegde aanwijzen
  • het onderwerp in de zin aanwijzen
  • Het lijdend voorwerp aanwijzen

Slide 3 - Slide

Welke stappen zet je als je een zin gaat ontleden in zinsdelen?

Slide 4 - Open question

Stappenplan zinsdelen ontleden:
1. Onderstreep de persoonsvorm
2. pas de zinsdeelproef toe.
3. benoem het werkwoordelijk gezegde
4. Benoem het onderwerp
5. Benoem het lijdend voorwerp

Slide 5 - Slide

Zet de zinsdeelstrepen:

De man moest mijn broer helpen.

Slide 6 - Open question

werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin (dus ook de persoonsvorm!)

De man / moest /  mijn broer / helpen.
WG = moest helpen

De leerlingen / hebben / tijdens de toets / veel / moeten /  schrijven. 
WG = hebben moeten schrijven

Slide 7 - Slide

Onderwerp
Je vind het onderwerp door de vraag te stellen: Wie / wat + wg 

De man / moest /  mijn broer / helpen.
WG = moest helpen
O = Wie moest helpen = De man

De leerlingen / hebben / tijdens de toets / veel / moeten /  schrijven. 
WG = hebben moeten schrijven
O = wie hebben moeten schrijven = de leerlingen

Slide 8 - Slide

Lijdend voorwerp
Je vind het lijdend voorwerp door de vraag te stellen: Wie / wat + O + WG

De man / moest /  mijn broer / helpen.
WG = moest helpen
O =  De man
LV = Wie moest de man helpen = mijn broer

De leerlingen / hebben / tijdens de toets / veel / moeten /  schrijven. 
WG = hebben moeten schrijven
O = wie hebben moeten schrijven = de leerlingen
LV = wat hebben de leerlingen moeten schrijven = veel

Slide 9 - Slide

De man heeft de hond een cadeau gegeven.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
de man
B
heeft gegeven
C
de hond
D
een cadeau

Slide 10 - Quiz

De man ontving van mij een brief
Wat is het lijdend voorwerp?
A
de man
B
ontving
C
van mij
D
een brief

Slide 11 - Quiz

De man heeft de hond een cadeau gegeven.
Wat is het onderwerp?
A
de man
B
heeft gegeven
C
de hond
D
een cadeau

Slide 12 - Quiz

Benoem de zinsdelen t/m het lijdend voorwerp. Zet ook zinsdeelstrepen:
De leerling mist de les.

Slide 13 - Open question

Benoem de zinsdelen t/m het lijdend voorwerp. Zet ook zinsdeelstrepen:
Mijn broer vond dit boek spannend.

Slide 14 - Open question

Benoem de zinsdelen t/m het lijdend voorwerp. Zet ook zinsdeelstrepen:
Ik wil de rest van het boek ook lezen.

Slide 15 - Open question

Benoem de zinsdelen t/m het lijdend voorwerp. Zet ook zinsdeelstrepen:
De leerling mist de les.

Slide 16 - Open question

Einde van de les kan ik:
  • Een zin verdelen in zinsdelen
  • De persoonsvorm in de zin aanwijzen
  • het werkwoordelijk gezegde aanwijzen
  • het onderwerp in de zin aanwijzen
  • Het lijdend voorwerp aanwijzen

Slide 17 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Mind map

Zelf aan de slag
Maak opdracht 1, 3 en 4 van 1.7 grammatica (blz 65).

Maak de opdrachten in je werkboek!

Slide 19 - Slide

Vind je het nog lastig?
Extra oefenen:
  • https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-onderwerp-en-lijdend-voorwerp/ 
  • https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-1-lijdend-voorwerp/
  • https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-2-lijdend-voorwerp/
  • https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-3-lijdend-voorwerp/

Extra uitleg:
werkwoordelijk gezegde: https://www.youtube.com/watch?v=fv94WnSAyBg&t=80s
Onderwerp: https://www.youtube.com/watch?v=MUW5UiNcQwc 
Lijdend voorwerp: https://www.youtube.com/watch?v=muS6Cr3AFDE



Slide 20 - Slide