Samenvatting KAM

Kwaliteit, Arbo en Milieu
Samenvatting 
Kwaliteit ARBO en Milieu
1 / 30
next
Slide 1: Slide
OpslagMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Kwaliteit, Arbo en Milieu
Samenvatting 
Kwaliteit ARBO en Milieu

Slide 1 - Slide

Sleepvraag: 
Sleep de vloeistof naar de juiste pH waarde.
Neutraal
Base
Zuur

Slide 2 - Drag question


Een Basisch middel gebruik je om te ontvetten.
Een Zuur middel om te ontkalken.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 3 - Quiz

Droogvuil
Aangekleefd vuil
Sleepvraag. Wat hoort bij droogvuil en wat hoort bij aangekleefd vuil?
Antwoorden voor droogvuil
Antwoorden voor aangekleefd vuil
Kruimels
Zand
Stof
Theevlek
Koffievlek
Bacteriën

Slide 4 - Drag question

In de vorige opdracht hadden wij verschillende soorten vuil. Kruimels, Koffievlek, Theevlek, Zand, Bacteriën en stof.
Al deze vuilsoorten zijn zichtbaar.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 5 - Quiz

Wat geeft een bedrijfsurenteller van een intern transportmiddel aan?
A
Hoe vol de batterij van het transportmiddel is.
B
Wie wanneer dit transportmiddel heeft gebruikt.
C
Hoe lang de technische levensduur van het transportmiddel nog is.
D
Wanneer het een onderhoudsbeurt nodig heeft.

Slide 6 - Quiz

Sleepvraag: Dit is een ADR-bord. Welk getal is het gevarenindicatienummer en welke het stofidentificatienummer? 
Gevarenindicatienummer
Stofidentificatienummer

Slide 7 - Drag question

Het gevaar identificatienummer
van dit bord is 33.
Wat betekend dit?
A
Explosieve stoffen
B
Zeer oxiderende stoffen
C
Zeer brandbare vloeistof
D
Giftige stoffen

Slide 8 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van een H-zin?
Er zijn dus meerdere antwoorden mogelijk
A
Tegen vocht beschermen
B
Zeer giftig voor in het water levende organismen
C
Koel bewaren
D
Dodelijk bij inslikken

Slide 9 - Quiz

Gevarensymbolen. Sleep de beschrijving naar het juiste symbool
Ontvlambare stoffen
Explosieve stoffen
Gevaarlijke- schadelijke-irriterende stoffen

Bijtende stoffen
Giftige stoffen

Slide 10 - Drag question

Sleep de juiste kleur naar het juiste vakje in de tekst.
De gevarendiamant ziet eruit als een ruit met gekleurde vakjes. Het geeft informatie over de gezondheidsrisico's. Hoe hoger het cijfer, hoe groter het gevaar

Elke kleur geeft een bepaald soort informatie. 
Brandgevaar wordt weergegeven in de kleur :
De kleur :............................. gaat over de reactiviteit.
Gezondheidsrisico's vind je in de kleur
en ................................. gaat over de bijzondere aanduidingen.
Rood
Blauw
Geel
Wit

Slide 11 - Drag question

Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.
Door dit bord weten alle personen wat ze moeten doen om het risico op ongevallen door deze stof zoveel mogelijk te beperken. Of hoe ze moeten handelen bij een ongeval.
A
Nummerbord
B
ADR-Bord
C
Gevarensymbool
D
Type trailer

Slide 12 - Quiz

Welke zin geeft aan hoe je met de stof moet omgaan?
A
Een P-zin
B
Een H-zin
C
Een EUH-zin
D
Een ON-zin

Slide 13 - Quiz

Het ADR heeft de gevaarlijke stoffen ingedeeld in 9 klassen. Sleep de beschrijving naar de juiste klasse.
Klasse 1
Klasse 2
Klasse 3
Klasse 4
Klasse 5
Klasse 6
Klasse 7
Klasse 8
Klasse 9
Brandbare vloeistoffen
Giftige stoffen
Explosief
Bijtende stoffen
Brandbare vaste stoffen
Radioactieve stoffen
Gassen
Oxiderende stoffen
Diverse gevaarlijke stoffen

Slide 14 - Drag question

Sleepvraag: Wie regelt het transport van gevaarlijke stoffen door de lucht, over de weg en over zee? 
IATA
IMDG
ADR / WVGS

Slide 15 - Drag question

Een bedrijf wil klanten laten zien dat ze kwaliteit leveren. Welke certificering hebben betrekking op kwaliteitszorg?
A
Kwaliteitenhandboek
B
HACCP & ISO9000
C
NEN & ISO-9000
D
5S-methode

Slide 16 - Quiz

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert of bedrijven hygiënisch werken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz


Curatief onderhoud kan je plannen.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 18 - Quiz

Dus bij systematiseren en standaardiseren maken wij:
A
De werkplek schoon
B
Afspraken die iedereen moet volgen
C
Defecte gereedschappen heel

Slide 19 - Quiz


Wat is geen functie van een verpakking?
A
Conserveren
B
Informatie geven
C
Beschermen
D
Hergebruiken

Slide 20 - Quiz


Heftrucks die in het magazijn gebruikt worden moeten dagelijks worden gecontroleerd.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 21 - Quiz

Sleep het begrip naar de beschrijving bij 
het logo.
Vlakglas apart inzamelen, emballage inleveren, overig glas in de glascontainer
Apart inzamelen
Apart inzamelen
Kunststof 
KGA 
Glas

Slide 22 - Drag question

Sleepvraag:
Tertiaire verpakking
Secundaire verpakking
Primaire verpakking

Slide 23 - Drag question

Backorder noem je ook wel een: 

Ontsporingsvoorraad noem je ook wel: 

Bestelniveau = veiligheidsvoorraad +  

IJzeren voorraad noem je ook wel: 

Sleep de onderstaande begrippen naar het juiste vakje in de tekst.
Incourante voorraad
minimumvoorraad
Naleveringsorder
Veiligheidsvoorraad

Slide 24 - Drag question

Hoe noemen wij het op peil houden van voorraad, zowel wat betreft aantal goederen als de kwaliteit van de goederen?
A
Bestelfrequentie
B
Voorraadadministratie
C
Voorraadoverschot
D
Voorraadbeheer

Slide 25 - Quiz

Hoe noem je de voorraad die ontstaat als de vraag naar een bepaald artikel ineens afneemt?
A
Opsporingsvoorraad of voorraadoverschot
B
Ontsporingsvoorraad of incourante voorraad
C
Voorraadoverschot of strategische voorraad
D
Courante voorraad of backorder.Courante voorraad of backorder.

Slide 26 - Quiz

Sommige goederen, vaak zeldzame grondstoffen, zijn moeilijk of niet altijd verkrijgbaar. Bedrijven die afhankelijk zijn van deze goederen leggen vaak een ........... aan
A
Veiligheidsvoorraad
B
Incourante voorraad
C
Strategische voorraad
D
Voorraad overschot

Slide 27 - Quiz

Als het bedrijf vaker een bestelling plaatst, dan wordt de bestelfrequentie:
A
Hoger
B
Lager
C
Blijft hetzelfde

Slide 28 - Quiz

Het bestelniveau is het voorraad niveau waarbij een bedrijf een bestelling moet plaatsen. Wat is de voorraadgrootte waarbij bepaalde artikelen bijbesteld moeten worden?
A
Maximumvoorraad
B
Minimumvoorraad
C
Veiligheidsvoorraad
D
IJzeren voorraad

Slide 29 - Quiz

Op naar de KAM toets!

Slide 30 - Slide