klas 2 werkwoordschema

1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je leert met behulp van het werkwoordschema hoe je een werkwoord moet schrijven.

Slide 2 - Slide

werkwoordschema

Tegenwoordige tijd


ik      ->    ik vorm ; ik loop, ik word

jij/hij/zij/u/het -> ik vorm +t ; jij loopt , hij wordt  

wij/jullie/ zij ->  hele werkwoord; jullie lopen, zij worden



Slide 3 - Slide

klankveranderende werkwoorden;




Noemen we ook wel

sterke werkwoorden;


zij hebben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 4 - Slide

Verleden tijd:

klankveranderend
= sterk

slapen
VT : sliep(en)


klankvast
= zwak

werken
VT : werkte

Slide 5 - Slide

Tegenwoordige tijd

ik      ->    ik vorm ;  

ik loop, ik word


jij/hij/zij/u/het -> ik vorm +t ;   jij loopt , hij wordt 

 

wij/ jullie/ zij -> hele werkw;

wij lopen, zij worden

Verleden tijd

klankveranderend


 ik/ jij/ hij/ zij/ u/ het->

                                ik-vorm met  veranderde klank                            


ik liep, u werd

zij liepen, jullie werden

Slide 6 - Slide

Als de ik-vorm eindigt op een t dan géén extra t; ik zit, jij zit







Staat je of jij áchter de persoonsvorm

dan gebruik je de ik-vorm; loop jij, word je 

Slide 7 - Slide

Voltooid deelwoord

Slide 8 - Slide

Voltooid deelwoord

 staat bij  een persoonsvorm van hebben, zijn of worden .


zij is opgegeven

hij heeft gezwommen



Slide 9 - Slide

Zet de volgende werkwoorden in het werkwoordschema

slapen

vinden

geven

rijden

blijven

Slide 10 - Slide

nakijken

Slide 11 - Slide

Evaluatie

Weet je hoe je een werkwoordschema moet invullen?

Wat had anders gekund in deze les?

Slide 12 - Slide