S2ba NN H3 verwijswoorden

Stukje herhalen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Stukje herhalen

Slide 1 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden gebruik je om een tekst/zinnen leuker te maken.

  • Max is blij. Max heeft 8 euro verdiend. Max heeft een weddenschap gewonnen.
  • Max is blij. Hij heeft namelijk met een weddenschap 8 euro verdiend. 

Slide 2 - Slide

DEZE, DIE, DAT, DAT, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN

Dit zijn verwijswoorden.





Je gebruikt deze verwijswoorden om te verwijzen naar iemand die of iets wat 
eerder genoemd is.

Slide 3 - Slide

VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 4 - Slide

‘Bart is verkoper bij de Praxis, hij werkt daar 5 dagen per week.’
Hoeveel verwijswoorden zitten er in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Ga naar:
Nieuw Nederlands: Samenhang in teksten
Maak de startopdracht.

Wanneer alles mee zit zal ik deze delen in teams.

Slide 6 - Slide

antwoord startopdracht 2

Slide 7 - Slide

startopdracht 2 blz 118

Slide 8 - Slide

Antwoord startopdracht 1

Slide 9 - Slide

startopdracht 1 blz. 118

Slide 10 - Slide

We kijken naar het  filmpje met uitleg

Hierna krijgen jullie een aantal vragen over het filmpje.

Slide 11 - Slide

Hoe noem je woorden die aangeven wat zinnen en alinea's met elkaar te maken hebben.
A
lidwoorden
B
werkwoorden
C
signaalwoorden

Slide 12 - Quiz

Noem signaalwoorden

Slide 13 - Mind map

De signaalwoorden 'maar' en 'echter' geven vaak een ............... aan.

Slide 14 - Open question

Maak nu de vragen !

Slide 15 - Slide