hoofdstuk 2 spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

hoofdstuk 2 spelling

- PV verleden tijd

- dubbele punt:

- 20 dicteewoorden

hoofdstuk 2 spelling

 Herhaling PV tegenwoordige tijd

Ik	ik-vorm
Jij/je	ik-vorm + t
Hij/zij/u	ik-vorm + t
Wij/jullie/zij	hele werkwoord

De hond (snuffelen) aan het kleed.

(Slapen) je vader nog?

Je (kloppen) toch wel eerst op de deur, hé!

Waarom (lachen) jij niet om die mop?

Tjonge, jij (beven) helemaal.

Persoonsvorm verleden tijd

• Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijd van klank. Je hoort hoe je het woord schrijft.

Gisteren sprak ik met mijn buurmeisje.

Persoonsvorm verleden tijd

• Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank.

– Je schrijft na de ik-vorm de uitgang -te(n) als de laatste letter van de stam in ’T KoFSCHiP X zit. De stam is de infinitief zonder -en.

Zij appte me het hele verhaal.

– Je schrijft na de ik-vorm de uitgang -de(n) als de laatste letter van de stam niet in ’T KoFSCHiP X zit.

Waarom geloofde je me niet?

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van lunchen is:

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchten
4. lunchden

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Ik ______________ (pakken)

1. pakde
2. pakte

Persoonsvorm verleden tijd:
Ik ......(schrijven) de brief.

1. schreef
2. schreven
3. schrijfde
4. schreeft

Wat is de persoonsvorm verleden tijd enkelvoud van
-lachen-

1. lachde
2. lachten
3. lachtte
4. lachte

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Ik ______________ (bestellen)

1. bestelde
2. besteldde

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Zij ______________ (rusten)

1. ruste
2. rustte

Persoonsvorm verleden tijd:
Ik ......(schrijven) de brief.

1. schreef
2. schreven
3. schrijf
4. schreeft

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

1. wachte
2. wachtte
3. wachten
4. wachtten

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van leven is:

1. leefte
2. leefde
3. leeften
4. leefden

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?

Hij ______________ (luisteren)

1. luisterde
2. luisterdde

Persoonsvorm verleden tijd:
Hij ......(pakken) het boek.

1. pak
2. pakte
3. pakten

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van antwoorden is:

1. antwoorde
2. antwoordde
3. antwoorden
4. antwoordden

Persoonsvorm verleden tijd

1. Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
2. Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van azen is:

1. aasde
2. aaste
3. aasden
4. aasten

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van verhuizen is:

1. verhuisten
2. verhuizten
3. verhuisden
4. verhuizden

Leestekens

Punt . 

Aan het einde van een zin. 

Komma ,

Tussen 2 pv's en in een opsomming

UItroepteken !

Na een uitroep of een bevel

Vraagteken ?

Na een vraag

Aanhalingstekens ''

bij een citaat en als je een woord speciale aandacht wilt geven.

Dubbele punt 

Opsomming:

Jongeren zijn dagelijks gemiddeld acht uur online: drie uur besteden ze aan online tv kijken, twee uur zitten ze op sociale media en muziek luisteren ze zo'n anderhalf uur.

Uitleg:

De digitale revolutie is groot: niemand kan meer zonder computer.

Citaat:

Mijn moeder riep: ‘Kom achter je computer vandaan!’

Na een dubbele punt schrijf je altijd een kleine letter. Alleen als er na de dubbele punt een citaat begint of een eigennaam staat, schrijf je een hoofdletter.

Neem de tekst over en schrijf op de juiste plaats leestekens en hoofdletters.
vijftien jaar geleden zag je bijna niemand op straat met zijn telefoon bezig dat is nu wel anders ruim 90 procent van de jongeren gaat onderweg online met de smartphone weet je waarom vooral om te gamen en om op sociale media te gaan

Zelfstandig werken

Lees	Theorie in werkdoel Hoe spel je het?
Maak	De 4 opdrachten van dit werkdoel
Tijd	Max 30 minuten
Eerder klaar?	Werk verder of werk aan je eigen leerdoelen
Wat mag verder	Muziek luisteren ( wel met oortjes in), overleggen op fluisterniveau, vragen stellen

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Wat betekent het woord hoofdgedachte?

1. de belangrijkste zin van een alinea
2. het onderwerp van de tekst
3. een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
4. het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Ik kan de verleden tijd van sterke werkwoorden correct spellen.

😒🙁😐🙂😃

Een sterk werkwoord is een werkwoord dat...

1. niet verandert
2. wel verandert
3. niet van klank verandert
4. wel van klank verandert

Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

(worden) Er ... nooit voor mij gebeld.

Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige tijd

(vinden) Hoe ... je die film?

Spelling
Persoonsvorm verleden tijd

(gebeuren) Er ... hier nooit iets.

Spelling
Persoonsvorm verleden tijd

(wenden) Veel leerlingen ... zich gisteren tot de directeur.

Klankvaste en klankveranderende werkwoorden

Klankvaste werkwoorden

Bij deze werkwoorden verandert de klank niet als je de persoonsvorm in een andere tijd zet. 

Voorbeelden:

ik fiets - ik fietste                  

ik hoor - ik hoorde 

Klankveranderende werkwoorden

Bij deze werkwoorden verandert de klank als je de persoonsvorm in een andere tijd zet.

ik loop        

ik liep              

ik lig 

ik lag 

3

Spelling persoonsvorm verleden tijd

Klankveranderende werkwoorden

Meestal kun je horen hoe je deze werkwoorden spelt.

werkwoord	tegenwoordige tijd	verleden tijd
slapen	Mijn cavia slaapt .	Mijn cavia sliep .
springen	Hij springt ver.	Hij sprong ver.
blijven	Wij blijven hier.	Wij bleven hier.

3

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.

Spelling persoonsvorm verleden tijd

Klankvaste werkwoorden

Je spelt de persoonsvorm in de verleden tijd als volgt:

Spellingsregels toepassen

• ik-vorm + de(n)
• ik-vorm - te(n)

struikelen:

• ik struikel (tt)
• ik struikelde 
• wij struikelden 

maken:

• ik maak (tt)
• ik maakte 
• wij maakten 

3

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen jouw instructie hebben begrepen d.m.v. een begeleide oefening.

Leerdoel gehaald?

De baby lacht.	De baby ....
De winkels sluiten.	De winkels .....
De cavia slaapt.	De cavia .....
Ik boor een gat.	Ik ..... een gat.

3

Tijdens deze fase van de les controleer je of leerlingen het leerdoel van de les hebben behaald.