This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Voorvoegsel
a-: niet
anti-: tegen
non-: niet
mis-: verkeerd, fout
wan-: slecht, verkeerd
her-: weer, opnieuw
ex-: niet meer
mini-: heel klein
inter-: tussen 2 of meer gebieden
asociaal
antipthie
non-actief
misdragen
wantoestand
herinrichten
ex-man
minibus
interland
-(i)teit biodiversiteit
-kundig vakkundig
-(e)lijk wetenschappelijk
-rijk waterrijk
-vaardig slagvaardig
-wekkend angstwekkend
-achtig kinderachtig
-baar onoplosbaar
-eus nerveus, matineus
-heid werkloosheid
-ief subjectief
-ig gelukkig
-isme socialisme