This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nederlands
Werkwoordelijk gezegde
Slide 1 - Slide
Programma
Lezen
Uitleg
Aan de slag
extra tijd?
Afsluiten
Slide 2 - Slide
timer
10:00
Slide 3 - Slide
apps.noordhoff.nl
Slide 4 - Link
Uitleg
Bekijk de volgende zin:
Vrijdag / wil/ ik (ow) / met jou / gaan hardlopen.
In deze zin staan meerdere werkwoorden. Een daarvan is de persoonsvorm. Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (wg). Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in de zin ‘gebeurt’.
Slide 5 - Slide
Soms is het werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (de persoonsvorm), soms zijn het er meer. In de voorbeeldzin staan drie werkwoorden: wil, gaan, hardlopen.
pv = wil wg = wil gaan hardlopen
Slide 6 - Slide
Opdracht 1
Slide 7 - Slide
Opdracht 2
Slide 8 - Slide
Opdracht 3
Slide 9 - Slide
Opdracht 4
Slide 10 - Slide
Aan de slag
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 208 en 209.
Al klaar? Ga dan alvast verder met de rest van de opdrachten op blz. 209