Werkwoordelijk gezegde les 1

Nederlands
Werkwoordelijk gezegde 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Werkwoordelijk gezegde 

Slide 1 - Slide

Programma
  1. Lezen
  2. Uitleg
  3. Huiswerk 
  4. Aan de slag 
  5. Afsluiten  

Slide 2 - Slide

timer
10:00

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Uitleg
Bekijk de volgende zin:
Vrijdag / wil / ik (ow) / met jou / gaan hardlopen.

In deze zin staan meerdere werkwoorden. Een daarvan is de persoonsvorm. Alle werkwoorden samen vormen het werkwoordelijk gezegde (wg). Het werkwoordelijk gezegde zegt wat er in de zin ‘gebeurt’.

Slide 5 - Slide

Soms is het werkwoordelijk gezegde maar één werkwoord (de persoonsvorm), soms zijn het er meer. In de voorbeeldzin staan drie werkwoorden: wil, gaan, hardlopen.
pv = wil wg = wil gaan hardlopen

Slide 6 - Slide

Huiswerk
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 208 en 209.
Al klaar? Ga dan alvast verder met de rest van de opdrachten op blz. 209

Slide 7 - Slide

Aan de slag 
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 op blz. 208 en 209.
Al klaar? Ga dan alvast verder met de rest van de opdrachten op blz. 209

timer
15:00

Slide 8 - Slide

Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is.
Ja
Nee

Slide 9 - Poll

Afsluiten
Dat ging weer goed!

Tot morgen! 

Slide 10 - Slide