1.1 Wat wil je kopen? (verdieping economie)

Wat wil je kopen?
Pak je boek: Verdieping economie - Paragraaf 1.1
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Wat wil je kopen?
Pak je boek: Verdieping economie - Paragraaf 1.1

Slide 1 - Slide

Lot uit de loterij (blz. 8)
Stel je voor: in de loterij win je € 500 shoptegoed. Dit bedrag moet je uitgeven in een winkelcentrum dat je zelf mag kiezen.
a In welk winkelcentrum zou jij dit geld uitgeven

b Naar wat voor winkel zou je gaan?

c Waar zou je het geld aan uitgeven?


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Keuringsdienst van Waarde (blz. 9)
Een product dat je koopt, moet goed zijn. Maar is het broodje dat je kocht echt zo gezond als de bakker beloofde? Is je diepvriespizza echt zo vers als de advertentie je vertelt? 
Sinds 2002 zoekt het tv-programma Keuringsdienst van
Waarde naar het antwoord op dit soort vragen. Nu ben jij uitgenodigd om het team te komen versterken!
Jij mag het onderwerp van de volgende uitzending uitkiezen

Slide 4 - Slide

Vragen a, b en c
Beantwoord de vragen in je boek. 
a Over welk product wil jij meer te weten komen?

b Waarom vind je dit product interessant?

c Bedenk voor het tv-programma drie vragen over dit product




Slide 5 - Slide

Blz. 10

Slide 6 - Slide

Basisbehoeften
  1. Voedsel
  2. Kleding
  3. Onderdak
  4. Gezondheidszorg
  5. Onderwijs 


Slide 7 - Slide

Overige behoeften / luxe behoeften
Spelcomputers, op vakantie gaan of een auto zijn voorbeelden van overige behoeften / luxe behoeften.

Slide 8 - Slide

Wat is een basisbehoefte?
A
kleding
B
laptop
C
nieuwe iphone

Slide 9 - Quiz

Uit eten gaan is een?
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte

Slide 10 - Quiz

Een lek in je dak repareren is een?
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte

Slide 11 - Quiz

De voedselbank
Meer dan een miljoen mensen in Nederland leven onder de armoedegrens.
De Voedselbank helpt deze mensen met voedselpakketten. Dat kan omdat bedrijven, overheden en particulieren helpen met geld, eten en hun diensten.

Slide 12 - Slide

Wat is de voedselbank?
A
een basisbehoefte
B
een overige behoefte

Slide 13 - Quiz

Ruilen
Er zijn 2 verschillende manieren van ruilen:

Directe ruil = iets ruilen voor andere spullen
Waarom kan directe ruil lastig zijn?

Indirecte ruil = iets ruilen voor geld. Je koopt dus echt iets.

Slide 14 - Slide

Kopen wat je nodig hebt
Goederen = voorwerpen die je kan aanraken

Diensten = niet-tastbare producten, iemand doet iets voor jou

Consument = iemand die goederen of diensten koopt

Slide 15 - Slide

Kopen wat je nodig hebt
  • Als je fiets kapot is, dan ga je naar de fietsenmaker. De reparatie die hij uitvoert is een dienst

  • Diensten zijn niet-tastbare producten. Met een dienst voorziet iemand in jouw behoefte door iets voor jou te doen. 

Slide 16 - Slide

Gemiddelde berekenen
Totaal / het aantal = gemiddelde

Voorbeeld: Je koopt 2 flessen cola voor 2,23 per fles en een fles sinas voor 1,99. Wat is de gemiddelde prijs per fles?
  • 2 x 2,23 en 1 x 1,99 = 6,45
  • Aantal flessen is 3 stuks, dus 6,45 / 3 = 2,25 euro per fles

Slide 17 - Slide

Hans gaat boodschappen doen en koopt vier artikelen. Een van €2,00 €3,00 €1,50 en €1,50.
Wat kost een artikel gemiddeld?
A
€2,00
B
€2,17
C
€1,63
D
€1,30

Slide 18 - Quiz

Afronden op één cijfer achter de komma.

5,579 wordt...
A
5,5
B
5,6
C
5,55
D
5,7

Slide 19 - Quiz

Afronden op twee cijfers achter de komma.

4,5799 wordt...
A
4,57
B
4,59
C
4,56
D
4,58

Slide 20 - Quiz

Afronden op hele getallen.

15,49 wordt...
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 21 - Quiz