Onderwerp

1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat is een werkwoord ook alweer?

Slide 5 - Open question

We hebben drie soorten werkwoorden bekeken. Welke waren dit?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wanneer gaat Kelvin naar zijn stagebedrijf?
A
Wanneer
B
Kelvin
C
stagebedrijf
D
gaat

Slide 11 - Quiz

Hopelijk gaan we snel weer gewoon naar school.
A
Hopelijk
B
gaan
C
snel
D
gewoon

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Ik ben gek op winkelen.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Onderwerp bepalen
Wie of wat + persoonsvorm?
Gisteren won Feyenoord de wedstrijd met 3-0. 
Persoonsvorm: won
Onderwerp: Feyenoord

Slide 18 - Slide

Vorig jaar sorteerde een uitzendkracht de pakjes.
Persoonsvorm?

Slide 19 - Open question

Vorig jaar sorteerde een uitzendkracht de pakjes.
Onderwerp?

Slide 20 - Open question

Enkelvoud of meervoud?
Vorig jaar sorteerde een uitzendkracht de pakjes.

Vorig jaar sorteerden uitzendkrachten de pakjes.

Slide 21 - Slide

Let op!
Sommige onderwerpen lijken enkelvoud, maar zijn meervoud!

Slide 22 - Slide

De ouders van Marcio werkt/werken ieder weekend.
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 23 - Quiz

De ouders van Marcio werkt/werken ieder weekend.
A
werkt
B
werken

Slide 24 - Quiz

De musea is/zijn tijdens Museumnacht geopend tot 02:00 uur.
A
Enkelvoud
B
Meervoud

Slide 25 - Quiz

De musea is/zijn tijdens Museumnacht geopend tot 02:00 uur.
A
zijn
B
is

Slide 26 - Quiz

Let op!
Sommige onderwerpen lijken meervoud, maar zijn enkelvoud!

Slide 27 - Slide

De politie controleerde/controleerden de fietsverlichting.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 28 - Quiz

De politie controleerde/controleerden de fietsverlichting.
A
controleerde
B
controleerden

Slide 29 - Quiz

Men reizen/reist al vanaf €6 naar de luchthaven.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 30 - Quiz

Men reizen/reist al vanaf €6 naar de luchthaven.
A
reist
B
reizen

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Hoe vonden jullie de les van vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Slide 36 - Slide