Gedichten kun je interpreteren. Dat wil zeggen dat je betekenis geeft aan wat je leest.
Je probeert ook te ontdekken wat de dichter met zijn woorden,
beelden en vorm wil overbrengen.
1. Je legt verbanden tussen woorden en regels in een strofe en tussen de strofes onderling;
2. Je vertelt wat het effect is van de opbouw (strofes, rijmschema) en beeldspraak;
3. Kijk ook naar het effect van enjambement, assonantie en alliteratie (als dat in het gedicht zit)