Landen met een hoge exportquote en een hoge importquote hebben een open economie.
A
juist
B
weet niet
C
onjuist
D
je vader
Slide 3 - Quiz
Wat is de berekening van de importquote
A
bbp : import
B
import : bbp
C
bbp: import x 100
D
import : bbp x 100
Slide 4 - Quiz
Wat betekent wederuitvoer?
A
Het direct importeren van producten
B
Het direct importeren en exporteren van producten
C
Het direct exporteren van producten
D
Het direct opslaan van producten uit het buitenland
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Geef drie voorbeelden van producten die uit het buitenland komen.
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Betalingsbalans
Open economie
Invoerrechten
Globalisering
Een overzicht van alle betalingen aan het buitenland en alle ontvangsten uit het buitenland.
De toenemende vrije wereldhandel als gevolg van het openstellen van grenzen en nieuwe vormen van communicatie en transport.
Importheffingen, douanerechten. Belasting op ingevoerde producten.
Een land met veel in- en uitvoer in verhouding tot het nationaal inkomen.
Slide 12 - Drag question
De internationale concurrentiepositie van bedrijven in een land verbetert als
A
de inflatie daalt
B
de wisselkoers stijgt
C
innovaties ontmoedigd worden
D
de loonkosten stijgen
Slide 13 - Quiz
Internationale concurrentiepositie is:
A
goedkoper produceren dan andere landen
B
Sneller te kunnen produceren.
C
Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen
D
een slechte zaak
Slide 14 - Quiz
Waarmee heeft Nederland een goede internationale concurrentiepositie?
A
auto’s bouwen
B
dijken bouwen
C
vliegtuigen bouwen
D
wolkenkrabbers bouwen
Slide 15 - Quiz
Wat is een groot nadeel van globalisering?
A
Bedrijven kunnen lonen laag houden vanwege
veel meer werknemers
B
Grootschalig transport vervuilt het milieu
C
Gemakkelijker verkoop van producten in andere landen
D
Er zijn alleen maar voordelen
Slide 16 - Quiz
De volgende zin gaan over globalisering. Welke is juist?
A
Door globalisering wordt de handel met het buitenland steeds lastiger.
B
Internet heeft het proces van globalisering versneld.
C
Nu we te maken hebben met globalisering wordt de hele wereld geen vrijhandelszone.
D
Steeds minder producten of ingrediënten komen uit het buitenland.
Slide 17 - Quiz
Noem een reden waarom Nederland een gunstig land is voor internationale handel
A
Nederlanders spreken vaak meerdere talen
B
Nederland zit in de Europese Unie en de EMU (Eurozone)
C
Nederland heeft een goede infrastructuur
D
Nederland heeft uit het verleden nog handelsverdragen
Slide 18 - Quiz
Globalisering
daling van het inkomen
1
2
3
Slide 19 - Drag question
Vul de juiste woorden in.
Afspraken tussen een werknemer en een werkgever DOor de toenemende vrije wereldhandel is er sprake van . Het gevolg hiervan is dat de productie wordt verplaats naar landen die beter en ......................... produceren. Je noemt dat
arbeidsverderling. In ons land verdwijnt daardoor vooral arbeid.