What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
4HV - 140322 U3 Gram III
Le programme d'aujourd'hui
Réviser Unité 3
Réviser Grammaire III = §11 Vragend voornaamwoord
Corriger ex. 24A + 24B
Faire ex. 24C + 24D
Révision des verbes et les temps
1 / 10
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
10 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Le programme d'aujourd'hui
Réviser Unité 3
Réviser Grammaire III = §11 Vragend voornaamwoord
Corriger ex. 24A + 24B
Faire ex. 24C + 24D
Révision des verbes et les temps
Slide 1 - Slide
Révision Unité 3
Regarder
: Verjaardagsfeestje & video YouTube Félix (voca FN)
Lire
: Se rendre utile (vrijwilligerswerk) (voca FN)
Grammaire I
: §5 Trappen van vergelijking
Écrire
: Woorden & zinnen mbt goede doelen (voca NF)
Grammaire II
: Regelm.ww op -ir + onregelmatige ww. boire - connaître - devoir - recevoir
Écouter
: Interview jongeren buitenwijk (voca FN)
Grammaire III
: §11 Vragend voornaamwoord
Parler
: gesprek milieuvriendelijke camping (voca NF)
Slide 2 - Slide
§11: Poser des questions :
Op welke 3 manieren maak je zinnen vragend in het Frans (zonder vraagwoord)?
timer
1:00
Slide 3 - Open question
timer
2:00
Welke Franse vraagwoorden ken je?
Slide 4 - Mind map
Poser des questions - zonder vraagwoord
Je kunt in het Frans op 3 manieren een vraag stellen:
Vraagteken
: zet een vraagteken achter de normale zin
Est-ce que
: zet
est-ce que
voor de normale zin
Inversie
: draai het onderwerp + persoonsvorm om en zet er een streepje (-) tussen
Slide 5 - Slide
§11.1 Poser une question - met vraagwoord
Je kunt in het Frans op 3 verschillende manieren een vraag maken
met
vraagwoord. Let op de plek van het vraagwoord:
vraagteken +
vraagwoord
(einde vd zin)
vraagwoord
+
est-ce que
+ normale zin
vraagwoord
+ inversie
Slide 6 - Slide
§11.2 Het vraagwoord 'wie'
'wie' als
onderwerp
qui
qui est-ce qui
Qui
a fait ça?
Qui est-ce qui
a fait ça?
'wie' als
lijdend voorwerp
qui
qui est-ce que
Qui
as-
tu
vu?
Qui
est-ce que
tu
as vu?
voorzetsel
+
wie
voorzetsel +
qui
À
qui
penses-tu?
Avec
qui
est-ce que tu travailles?
Slide 7 - Slide
§11.4+5 Het vraagwoord 'wat'
Het vraagwoord 'wat' heeft meerdere vertalingen. Welke je moet gebruiken, hangt o.a. af van de functie in de zin.
'wat' +
zijn
(être)
quel(le)(s) + vorm van
être
Quel
est
ton film préféré?
'wat' als
onderwerp
qu'est-ce qui
Qu'est-ce qui
s'est passé?
'wat' als
lijdend voorwerp
que + inversie
qu'est-ce que (que + est-ce que)
Que
cherches-
tu
?
Qu'est-ce que
tu
cherches?
voorzetsel
+
wat
voorzetsel + quoi
À
quoi
penses-tu?
Avec
quoi
est-ce que tu écris?
Slide 8 - Slide
§11.4Het vraagwoord 'welk(e)'
Het vraagwoord 'welk(e)' (gevolgd door een zelfstandig naamwoord) vertaal je met een vorm van
quel
.
Zelfstandig nw.
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
quel
quelle
meervoud
quels
quelles
Slide 9 - Slide
Au travail !
Maintenant tout le monde fait :
ex. 24C
ex. 24D (en duo : chaque duo écrit 5 phrases)
Fini? Commencez le cours '
Les verbes français
' (map zelfstudie in LessonUp)
Slide 10 - Slide
More lessons like this
V4 - Mardi 9 février 2021
February 2021
- Lesson with
10 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
21/2 u3 gr III havo 4
February 2023
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
La question
January 2024
- Lesson with
46 slides
Frans
Secundair onderwijs
v4 grammaire III
February 2023
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Les 13 hv2 avoir,être,vraagzin zonder/met vraagwoord
September 2021
- Lesson with
25 slides
Frans
Enseignement Secondaire
La question
May 2023
- Lesson with
45 slides
Frans
Secundair onderwijs
poser une question
June 2023
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2,3
h4 week 10
March 2023
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4