Les 25 november

25. November
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 46 min

Items in this lesson

25. November

Slide 1 - Slide

Onze groep onze afspraken
- Auf dem Tisch: Buch, Heft, Schreibsachen!!! 
- Stil zijn als iemand anders aan het woord is!!!
- Jas niet in het lokaal/telefoon thuis of in de kluis!!
- 3 x huiswerk niet af/spullen vergeten = lesuur nakomen

Slide 2 - Slide

Zielen:

- We kennen 4 of meer zinnetjes van:  Deutsch in der Klasse!!!
- We kennen de Sprachmittel van Kapitel 2
- We weten wanneer we der,die, das gebruiken. 
- We kunnen de woordenlijst actief gebruiken.
- Weetjes Duitsland

Slide 3 - Slide

Deutsch in der Klasse
- Hoe laat is het?
- Mag ik het raam dicht maken? 
- ik heb mijn huiswerk niet gemaakt. 
- Ik ben mijn boek vergeten.
-  Mag ik naar het toilet?
- Wanneer krijgen wij de cijfers?

                                                                                        

Slide 4 - Slide

Sprechen
Vertaal de volgende zinnen in het Duits. ( schrijf in schrift )
- Wie is dat?
- Zij is mijn zus
- Hij is mijn neef
- Ik heb 2 broers
- Ik heb geen broers/zussen
- Dat zijn mijn ouders
- Ze zijn erg aardig

Slide 5 - Slide

Hausaufgaben kontrolieren
- Haben wir die Hausaufgaben gemacht?

 Maken: nr 3,4, 7, 8, 9 ( blz 72 t/m 75)

Slide 6 - Slide

Wörter

Slide 7 - Slide

Weetjes Duitsland

Slide 8 - Slide

Landeskunde

- Wir lesen Aufgabe 12 und 16 zusammen. ( Seite 77 und 81)

Slide 9 - Slide

Sein/haben
Ich
du
er,sie,es
wir
ihr
Sie,sie

Slide 10 - Slide

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
onpersoonlijke voornaamwoorden
D
eigennamen

Slide 11 - Quiz

Welke lidwoorden ken je in het Duits
A
der
B
die
C
das
D
der - die - das -die

Slide 12 - Quiz

Der,die das?
Hoe?
- We maken we een aantekening in het schrift. 
- En dan??? Oefenen via LessonUp. 

Slide 13 - Slide

Inloggen 

Slide 14 - Slide

Het lidwoord ' der ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk

Slide 15 - Quiz

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 16 - Quiz

Het lidwoord ' das ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
vrouwelijk

Slide 17 - Quiz

Wat zet je voor Mutter?
A
die
B
das
C
der

Slide 18 - Quiz

Wat zet je voor Vater?

Slide 19 - Open question

Noem een woord waar je
"die" voor kunt zetten.

Slide 20 - Mind map

Wat zet je voor Kuh?
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

Wat zet je voor Schwester?
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

Welk lidwoord krijgt het meervoud altijd?

Slide 23 - Open question

Wat zet je voor Kinder ( kinderen)?
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

........ Cousine

Slide 25 - Open question

........Schule

Slide 26 - Open question

....... Stier

Slide 27 - Open question

......... Straße

Slide 28 - Open question

Hausaufgaben für Donnerstag
Hausaufgaben : 28 November

- Maken: nr 17, 18, 19, 21, 23, 25 ( blz  82- 87 )

- Hoe ging de les vandaag? Wat ging goed/minder goed? 
- Wie krijgt een sticker??

Slide 29 - Slide