Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Maak de zin vragend, de persoonsvorm komt dan vooraan.
De man fietst door het bos.
Fietst de man door het bos? pv= fietst.
2.Zet de zin in een andere tijd, het woord wat verandert
is de persoonsvorm.
De man bakt pannenkoeken.
De man bakte pannenkoeken. pv= bakte