Spelling: thema 3

spelling: thema 3
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpellingLager onderwijs

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

spelling: thema 3

Slide 1 - Slide

Wat leerden we?

Slide 2 - Mind map

De apostrof

Slide 3 - Slide

WR- woorden
  • WR-woorden 
Je hoort een VR maar schrijft een WR
wrat, wrak, wraak, wreed,...

  • VR-woorden
Je hoort een VR en schrijft een VR
vriendschap, vreselijk, vriendelijk,...

Slide 4 - Slide

Werkwoorden in de T.T.

Slide 5 - Slide

Dictee
A
wreugde
B
vreugde

Slide 6 - Quiz

Welke zin klopt?
A
't Is donderdag vandaag.
B
'T is donderdag vandaag.

Slide 7 - Quiz

Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Ik ........ de kaarten door elkaar.
A
schut
B
schud

Slide 8 - Quiz

Dictee
A
vroeging
B
wroeging

Slide 9 - Quiz

Welke zin klopt?
A
'S morgens poets ik mijn tanden.
B
's Morgens poets ik mijn tanden.

Slide 10 - Quiz

Dictee
A
bevriezen
B
bewriezen

Slide 11 - Quiz

Welk werkwoord hoort thuis in de zin?
Onze kachel ...... elke avond.
A
brandt
B
brant

Slide 12 - Quiz

Ga in stilte
weer op je plek zitten

Slide 13 - Slide