This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
timer
1:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
1. Check theorie
2. Huiswerk bespreken
3. Resultaat Oefentoets
4. Aan de slag
Slide 2 - Slide
Check theorie
Alinea's
Kernzinnen
Slide 3 - Slide
Huiswerk bespreken
Opdracht 4 en 5 (blz. 30)
Slide 4 - Slide
Resultaten Oefentoets
Slide 5 - Slide
Aan de slag
Je maakt opdracht 6 (blz. 33)
Je werkt 15 minuten
Samenwerken mag, maar ZACHTJES overleggen
Klaar? Lees verder in je leesboek
timer
1:00
Slide 6 - Slide
Even herhalen...
Slide 7 - Slide
Welk leesstrategieën zijn vorige periode besproken?
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Wat is een tekstdoel?
Slide 10 - Slide
Tekstdoelen (1)
Een schrijver heeft met een tekst altijd een bedoeling.
Bijvoorbeeld uitleggen hoe je voor een konijn moet zorgen.
Er zijn een aantal tekstdoelen.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Tekstdoelen (2)
In een tekst kunnen verschillende doelen zitten, maar meestal heeft een schrijver maar 1 doel met zijn tekst.
Als je het doel van een tekst moet noemen, bedenk dan: wat wil de schrijver met deze tekst?
Omdat de doelen van een schrijver met een tekst kunnen verschillen, zijn er ook verschillende soorten teksten. Bij een bepaalde tekstdoel hoort een bepaalde tekstsoort.
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
H1 Paragraaf 4 - Alinea's en kernzinnen
1. Ik kan alinea's herkennen
2. Ik kan kernzinnen herkennen
Slide 15 - Slide
Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?
Oftewel, wat is het doel van deze les?
Na deze les weet je hoe je de kernzin van een alinea bepaalt en kun je zelf een alinea schrijven met een duidelijke kernzin.
Slide 16 - Slide
Teksten zijn verdeeld in alinea’s. Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen omdat ze over hetzelfde gaan.
In een tekst over de band tussen broers en zussen kunnen de alinea’s bijvoorbeeld gaan over ruziemaken, elkaar nadoen en van elkaar leren.
Iedere nieuwe alinea begint op een nieuwe regel.
Slide 17 - Slide
In een goede alinea staat de belangrijkste informatie in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld.
De kernzin kan ook de tweede zin zijn; de eerste zin geeft dan vaak het verband met vorige alinea’s aan. Stel dat in een tekst in de ene alinea staat dat je door ruzie te maken met een broer of zus leert je grenzen te bepalen.
Slide 18 - Slide
Dan kan de volgende alinea beginnen met:
Maar uitproberen tot hoever je kunt gaan is niet het enige voordeel van opgroeien met een broer of zus. De kernzin komt daarna: Ze kunnen ook een voorbeeld voor je zijn.
Slide 19 - Slide
Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?
Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................
Slide 20 - Slide
Wat is een kernzin?
Slide 21 - Open question
Een alinea bestaat uit... er kunnen meerdere antwoorden correct zijn!
A
Meerdere kernzinnen.
B
Een kernzin, aangevuld met voorbeelden.
C
Een kernzin, aangevuld met meer uitleg.
D
Een kernzin in het midden van een alinea.
Slide 22 - Quiz
Kernzinnen
Een tekst is opgebouwd uit alinea's
Een goede alinea bevat 1 hoofdgedachte, die in een zin geformuleerd is-> de kernzin
kernzin-> vaak de eerste, tweede of laatste zin van de alinea