Aan het einde van de les kan je:
- Benoemen waar het oog uit bestaat.
- Uitleggen hoe je scherpstelt met je ogen.
- Uitleggen wat het vertepunt en nabijheidspunt is.
- Uitleggen waarom iemand die bijziend/verziend/oudziend is niet scherp kan zien.
- Uitleggen hoe je bijziendheid/verziendheid/oudziendheid op kan lossen.
- Uitleggen hoe een vergrootglas werkt.
- Construeren waar het beeldpunt ligt bij het gebruik van een vergrootglas.