This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
2.4
Oog en bril
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van de les kan je:
- Benoemen waar het oog uit bestaat. (h)
- Uitleggen hoe je scherpstelt met je ogen.
- Uitleggen wat het vertepunt en nabijheidspunt is.
- Uitleggen waarom iemand die bijziend/verziend/oudziend is niet scherp kan zien.
- Uitleggen hoe je bijziendheid/verziendheid/oudziendheid op kan lossen.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Het oog
Lichtstralen die je oog invallen worden door je ooglens gebroken.
Deze gebroken lichtstralen komen weer samen (beeldpunt!) op je netvlies.
Je netvlies geeft vervolgens een signaal door aan je hersenen die er een beeld van maken.
Slide 4 - Slide
Het oog (2)
Een oog in ontspannen toestand (oogkringspieren zijn ontspannen) noem je ongeaccomodeerd.
Als een voorwerp dichtbij het oog staat spannen deze kringspieren zich aan wat ervoor zorgt dat je lens boller wordt, dit noem je accomoderen.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Oogafwijkingen
Er zijn 3 type oogafwijkingen:
- Verziend
- Bijziend
- Oudziend
Slide 8 - Slide
Verziend
De ooglens is niet sterk genoeg waardoor het brandpunt achter het netvlies ligt.
Een positieve lens kan dit oplossen.
Slide 9 - Slide
Bijziend
De ooglens is te sterk waardoor het brandpunt voor het netvlies komt te liggen.
Een negatieve lens kan dit oplossen.
Slide 10 - Slide
Oudziend
De oogkringspieren zijn niet sterk genoeg meer om de lens te bollen, hierdoor komt het beeldpunt van objecten die dichtbij staan achter het netvlies te liggen.
Een positieve bril (leesbril) kan dit oplossen.
Slide 11 - Slide
Klaas (34) moet voor zijn werk vaak lange stukken rijden. Hij merkt dat hij op dagen dat hij werkt vaak thuiskomt met hoofdpijn. Als hij thuis een boek wilt lezen moet hij zijn armen altijd gestrekt houden voordat hij scherp ziet. Welke oogafwijking heeft Klaas?