Platte oog lens: een voorwerp dichtbij kan niet scherp worden afgebeeld op je netvlies.
Slide 20 - Slide
Accommoderen
De ooglens moet boller worden om het voorwerp scherp waar te nemen. Dit boller worden noem je : Accommoderen
Slide 21 - Slide
Oogafwijkingen
Door ouderdom of oogafwijkingen
kan het zo zijn dat je oog zelf niet
voldoende kan accommoderen.
Een bril of contactlens kan je oog
dan helpen.
Slide 22 - Slide
Normaal oog
Slide 23 - Slide
Oudziend
De lens in je oog verliest flexibiliteit
als je ouder wordt. Hierdoor kan de lens
in je oog niet goed bol meer worden.
Dingen van dichtbij bekijken wordt dan
moeilijker
Een bril met een positieve lens kan dan helpen.
Slide 24 - Slide
Verziend oog
Slide 25 - Slide
Verziend
Jonge mensen kunnen ook al moeite hebben met dingen dichtbij zien. Ook zij hebben baat bij hulp van een positieve lens.
Anders dan oudziende mensen hebben mensen
die verziend zijn ook moeite met scherp naar
de horizon kijken.
Slide 26 - Slide
Bijziend oog
Slide 27 - Slide
Bijziend
Mensen die bijziend zijn kunnen goed dichtbij zien, maar hebben moeite met dingen verweg.
Bijziendheid komt steeds vaker voor.
Zij zijn geholpen met een negatieve lens.
Slide 28 - Slide
Lenssterkte
Slide 29 - Slide
Lenssterkte
f = brandpuntafstand in meter (m)
S = lenssterkte in dioptrie (dpt)
S=f1
S⋅f1
Slide 30 - Slide
Even oefenen!
Katja heeft negatieve lenzen omdat ze bijziend is. De brandpuntsafstand van haar rechteroog is -32 cm.
Bereken de lenssterkte.
Slide 31 - Slide
Even oefenen!
Gegeven: f = -32 cm
Gevraagd: lenssterkte (S)
Formule:
Berekening:
Antwoord: De lens heeft een sterkte van -3,125 dpt.
S=f1
S=−0,321=−3,125
Slide 32 - Slide
Even oefenen!
De sterkte van de lens voor haar linkeroog is -2,5 dpt.
Bereken de brandpuntsafstand in cm voor de lens van haar linker oog.
Let op: de brandpuntsafstand is ook
negatief bij een holle lens.
Slide 33 - Slide
Even oefenen!
Gegeven: S = -2,5 dpt
Gevraagd: brandpuntafstand
Formule:
Berekening:
Antwoord: De lens heeft een brandpuntafstand van - 0,4 m = -40 cm
S=f1
f=S1
f=−2,51=−0,4
Slide 34 - Slide
Practicum 4 -Lenzen
Blz. 206
Slide 35 - Slide
Aan de slag!
Lezen §6.4 uit je boek
Maak:
- route groen
- route blauw
of
- route paars
Zs
timer
5:00
Slide 36 - Slide
Aan de slag!
Lezen §6.4 uit je boek
Maak:
- route groen
- route blauw
of
- route paars
Zf
Slide 37 - Slide
Wat weet je al???
Slide 38 - Slide
Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Netvlies
D
Hersenen
Slide 39 - Quiz
Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?
A
Revalideren
B
Accommoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren
Slide 40 - Quiz
Wat is het probleem als je bijziend bent ?
A
Ooglens is te sterk
B
Ooglens is te zwak
Slide 41 - Quiz
Welke lens heb je nodig als je bijziend bent ?
A
negatief
B
positief
Slide 42 - Quiz
Als je dingen dichtbij goed kunt zien ben je ...............................,
je hebt dan een bril nodig met ................................. glazen.
je oogspieren zijn dan ............................... .
bijziend
te sterk
te zwak
goed
positieve
negatieve
niet goed
verziend
Slide 43 - Drag question
Als je dingen veraf goed kunt zien ben je ...............................,
je hebt dan een bril nodig met ................................. glazen.
je oogspieren zijn dan ............................... .
bijziend
te sterk
te zwak
goed
positieve
negatieve
niet goed
verziend
Slide 44 - Drag question
Ilias kan niet goed zien zonder bril. Een voorwerp meer dan 2 meter bij hem vandaan komt niet op zijn netvlies (zie de figuur). Is Ilias verziend of bijziend?
A
bijziend
B
verziend
C
dat kun je niet zeggen met deze informatie
Slide 45 - Quiz
Ilias kan niet goed zien zonder bril. Een voorwerp meer dan 2 meter bij hem vandaan komt niet op zijn netvlies (zie de figuur). Wat voor glazen heeft Ilias nodig in zijn bril?
A
positieve
B
negatieve
C
dat kun je niet zeggen met deze informatie
Slide 46 - Quiz
Je kunt...
uitleggen wat het nabijheidspunt en het vertepunt is;
uitleggen wat accommoderen is;
de lenssterkte berekenen uit de brandpuntsafstand;
uitleggen wat de volgende drie oogafwijkingen inhouden: oudziend, verziend en bijziend;
uitleggen welke hulplenzen bij bepaalde oogafwijkingen nodig zijn.