This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Grammatica
Slide 1 - Slide
VANDAAG
Voorlezen
Saja houdt haar spreekbeurt
So grammatica terug via korte quiz
Daarna via Google Classroom: Wat weet je nog van spelling?
Tijd over: Lezen in je leesboek.
Slide 2 - Slide
Leesboek moet uit zijn op donderdag 8 maart.
Vlak voor de voorjaarsvakantie leg ik de opdracht uit die bij dit boek hoort.
Lees dus elke dag 10 minuten in je leesboek!
De volgende leerlingen moeten het so redekundige grammatica inhalen: Daniel, Lian, Nesrien en Vincent op 14 februari 1e uur in lokaal 027. Komt in Magister.
Slide 3 - Slide
Beoordeling
Beginzin
Tekst heeft samenhang
Goede informatie
Slot geeft samenvatting
Slotzin is duidelijk
Presentatie
Duidelijk gesproken
Enthousiast
Contact met publiek
Gebruikt steekwoorden
Slide 4 - Slide
Hoe heb je so grammatica voorbereid?
A
Geleerd in welke volgorde je moet ontleden.
B
Geoefend welke vraag je moet stellen om elk zinsdeel te vinden.
C
De theorie uit Nieuw Nederlands uit je hoofd geleerd.
D
Oefeningen gemaakt via de digitale site van Nieuw Nederlands of via Google Classroom
Slide 5 - Slide
De moeilijkste zinnen/vragen uit so redekundige grammatica:
1C. Als een zinsdeel een meewerkend voorwerp is, hoe kun je dan controleren of dat echt zo is?
3C. Hij maakte toen een diepe buiging voor het publiek.
3D. Merel heeft voor haar broertjes een lekker koekje gepakt uit de trommel.
Slide 6 - Slide
Spreekbeurten vandaag
Jaydan?
Jasper?
Hugo
Tijd: Fares
Paul haalt so redekundig in!
De anderen krijgen so redekundig terug
Leesboek lezen!
Slide 7 - Slide
Beoordeling
Beginzin
Tekst heeft samenhang
Goede informatie
Slot geeft samenvatting
Slotzin is duidelijk
Presentatie
Duidelijk gesproken
Enthousiast
Contact met publiek
Gebruikt steekwoorden
Slide 8 - Slide
Hoe vind je het onderwerp in een zin? Zoek het beste antwoord.
A
Vraag wie/wat + wwg=ow
B
Ow is meestal een persoon/ow is een naam
C
Aan wie/wat+wwg / zin van enkelvoud naar meervoud zetten.
D
Kijk gewoon wie doet wat het werkwoord zegt.
Slide 9 - Quiz
Het lijdend vw. begint nooit met....
A
een hoofdletter
B
een voorzetsel
C
een werkwoordelijk gezegde
D
aan of voor
Slide 10 - Quiz
Zoek wwg en bwb: Op de talentenjacht heeft Boudewijn de eerste prijs gewonnen.
A
wwg=heeft
bwb=de eerste prijs
B
wwg=heeft gewonnen
bwb=op de talentenjacht
C
wwg=heeft
bwb=geen
D
wwg=heeft gewonnen
bwb=op
Slide 11 - Quiz
Zoek bwb: Voor de vakantie moeten de leerlingen hun boek terugbrengen.
A
bwb=geen
B
bwb=hun boek
C
bwb=voor de vakantie
D
bwb=voor de vakantie terugbrengen
Slide 12 - Quiz
Staat er een mw. vw. in deze zin?
Voor de vakantie moeten de leerlingen hun boek terugbrengen.
A
Ja. mw.vw.=voor de vakantie.
B
Ja mw. vw.=hun boek
C
Ja mw.vw.=de leerlingen
D
Nee
Slide 13 - Quiz
Staat er een lv in deze zin?
Wij hebben gevoetbald met een coole bal.
A
Ja. lv.=op vakantie.
B
Ja lv.=met een coole bal
C
Ja lv.=wanneer
D
Nee
Slide 14 - Quiz
De lieve hond ligt al de hele avond in zijn mand. (Wat is het lijdend vw. in deze zin)?