3F ch6 semaine 22 2024

Préparation
Log in op lessonup.app                                 

Sur la table
-chromebook
-cahier d'activités 
-stylo
-weekplanner
timer
2:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Préparation
Log in op lessonup.app                                 

Sur la table
-chromebook
-cahier d'activités 
-stylo
-weekplanner
timer
2:00

Slide 1 - Slide



1.Quel est le jour et la date    
2.Quel temps fait-il?    
3. Quel heure est-il?
4. C'est quel saison?    
 

 

      
Tekst

Slide 2 - Slide

semaine 22
Herhaling chapitre 6

Herhaling werkwoorden -er, -ir, -re

Slide 3 - Slide

werkwoorden op -er

Slide 4 - Slide

Blok H woordvolgorde
De woordvolgorde in een Franse zin is:
Onderwerp + persoonsvorm = ander werkwoord + rest van de zin

Extra regel:
1: ontkenning: ne/ n' komt altijd voor de persoonsvorm en 'pas/plus/jamais'enz erachter'
2) direct achter de persoonsvorm: souvent, toujours, bien, mal, beaucoup, déjà

Slide 5 - Slide

Wat is de woordvolgorde in een Franse zin?
rest van de zin
andere werkwoorden
persoonsvorm
onderwerp

Slide 6 - Drag question

al
slecht
goed
vaak
altijd
veel
souvent
toujours
bien
mal
beaucoup
déjà

Slide 7 - Drag question

souvent, toujours, bien, mal, beaucoup, déjà staan bijna altijd
A
direct na de persoonsvorm
B
direct voor de persoonsvorm
C
helemaal achteraan de zin
D
helemaal vooraan de zin

Slide 8 - Quiz

zelf zinnen maken met 
werkwoorden op - er

Slide 9 - Slide

Blok H woordvolgorde
Bepaling van tijd en plaats:

Altijd helemaal vooraan of helemaal achteraan de zin

Le 5 juin on a un test de français
On  a un test de français le 5 juin

Slide 10 - Slide

werkwoorden op -er

Slide 11 - Slide


Verbes - er
Vous oubliez
A
U praat
B
U speelt
C
Jullie vergeten
D
Wij sluiten

Slide 12 - Quiz

Verbes -er: elle ____ (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 13 - Quiz

Verbes -er
nous _____(écouter)
A
écoutent
B
écoutez
C
écoutes
D
écoutons

Slide 14 - Quiz

Verbes -er: vous (manger)
A
mange
B
mangez
C
mangent
D
manges

Slide 15 - Quiz


Verbes - er
Vous demandez
A
U praat
B
U speelt
C
Jullie vragen
D
Wij beginnen

Slide 16 - Quiz


Verbes - er
Tu fermes
A
Ik sluit
B
Jij sluit
C
Jij praat
D
Ik vergeet

Slide 17 - Quiz

Regelmatige werkwoorden
  • Hierbij kun je de regels volgen
  • elk werkwoord dat zo eindigt, houdt zich aan dezelfde regel
  • werkwoorden die eindigen op -er (bijv. parler), op -ir (bijv. finir) en op -re (bijv. répondre)
-ER
-IR
-RE

Slide 18 - Slide

au travail
Maak eerst de puzzel af

Kies 2 werkwoorden op -re en 2 werkwoorden op -ir

Maak met deze 4 werkwoorden een goede Franse zin

Slide 19 - Slide

les verbes en -ir
je fin                    ik eindig (finir)
tu fin
il/elle/on fin
nous fin
vous fin
ils/elles fin
is
is
it
issons
issez
issent

Slide 20 - Slide

les verbes en -re 
(p.ex. répondre)
je répond               (ik beantwoord)
tu répond
il/elle/on répond
nous répond
vous répond
ils/elles répond
s
s
ons
ez
ent

Slide 21 - Slide

Finir: il/elle/on (hij/zij/men eindigt)
A
il/elle/on fini
B
il/elle/on finis
C
il/elle/on finit
D
il/elle/on fin

Slide 22 - Quiz

perdre: il (hij verliest)
A
il per
B
il perde
C
il pert
D
il perd

Slide 23 - Quiz

Finir: vous (jullie eindigen/ u eindigt)
A
vous finez
B
vous finirez
C
vous finissons
D
vous finissez

Slide 24 - Quiz

répondre: je (ik antwoord)
A
je réponds
B
je répondu
C
je répond
D
je répondt

Slide 25 - Quiz

grandir: vous (jullie groeien/ u groeit)
A
vous grandez
B
vous grandirez
C
vous grandissons
D
vous grandissez

Slide 26 - Quiz