4m oefentoets H14+H15

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

4m oefentoets H14+H15

Veel werktuigen zijn hefbomen.

Wat speelt bij een hefboom een belangrijke rol?

1. Afstand tot het draaipunt
2. Grootte van beide krachten
3. De grootte van het draaipunt
4. Zowel de grootte van de krachten als de afstand tot het draaipunt

Werkkracht

lastkracht

Draaipunt 

Werkkracht

lastkracht

Draaipunt

Max crashed in Silverstone met een snelheid van 240 km/h. De auto stond na 4 s stil.

a. Bereken de vertraging van Max
b. Bereken de afgelegde afstand

Wat is de formule voor druk in woorden?

1. Druk = kracht/ oppervlakte
2. Druk = oppervlakte / kracht
3. Druk = kracht x oppervlakte
4. Druk = oppervlakte x kracht

Het snijvlak van een mes heeft een oppervlakte van
0,5 cm2. De kracht op het mes is 9 N.
Bereken de druk onder het snijvlak

Een vrouw van 60 kg staat op een naaldhak van 1,5 cm2. Bereken de druk op de hak

als de Fakir gaat zitten wordt de oppervlakte kleiner.
Wat wordt groter?

1. de kracht
2. de druk
3. de kracht en de druk

De eenheid van druk is

1. kracht per meter (N/m).
2. newton per meter (N/m).
3. kracht per vierkante meter (N/m²).
4. newton per vierkante meter (N/m²).

Een mobiele kraan heeft 18 wielen.

Over deze kraan staan twee zinnen.

Sleep het juiste woord in de zin!

Er worden 18 wielen gebruikt om

van de kraan op de ondergrond groot te maken.

Veel wielen maken

van de kraan op de ondergrond klein.

de druk

het oppervlak

Een atlete loopt de 100 meter in 10,8 seconden.
Bereken de gemiddelde snelheid.

1. gemiddelde snelheid = 0,108 m/s
2. gemiddelde snelheid = 33,3 m/s
3. gemiddelde snelheid = 2,57 m/s
4. gemiddelde snelheid =9,26 m/s

Jeanette legt op de fiets een afstand van 10 km meter af in een half uur. Bereken de gemiddelde snelheid van Jeanette.

Haar gemiddelde snelheid is:

1. 20 m/s
2. 5,0 m/s
3. 10 km/h
4. 5,6 km/h

Soorten bewegingen

Nicky stapt op zijn scooter en geeft gas. De scooter begint te rijden en zijn snelheid wordt groter.
Hoe noem je een beweging waarbij de snelheid groter wordt?

1. een optrekkende beweging
2. een versnelde beweging
3. eenparige beweging
4. een aanhoudende beweging

je ziet een snelheid-tijd diagram

1. constante beweging
2. vertraagde beweging
3. versnelde beweging
4. welke beweging?

Wat is de formule om de stopafstand te bereken?

1. Stopafstand = reactieafstand x remafstand
2. Stopafstand = reactieafstand : remafstand
3. Stopafstand = totale remafstand
4. Stopafstand = reactieafstand + remafstand

Gegeven: stopafstand = reactieafstand + remweg

Op welke van deze drie afstanden heeft de toestand van het wegdek invloed?

1. Remweg + stopafstand
2. Op alle afstanden
3. Remweg + reactieafstand
4. Reactieafstand + Stopafstand

Gegeven: stopafstand = reactieafstand + remweg

Op welke van deze drie afstanden heeft de massa van het voertuig invloed?

1. Remweg + stopafstand
2. Op alle afstanden
3. Remweg + reactieafstand
4. Reactieafstand + Stopafstand

Gegeven: stopafstand = reactieafstand + remweg
Welke van deze drie afstanden verandert als de bestuurder flink gedronken heeft?

1. remweg + stopafstand
2. reactieafstand + stopafstand
3. alle afstanden
4. reactieafstand + remweg

A = 

1. versneld
2. vertraagd
3. Constant
4. stilstaan

B = 

1. versneld
2. vertraagd
3. Constant
4. stilstaan

C = 

1. versneld
2. vertraagd
3. Constant
4. stilstaan

D = 

1. versneld
2. vertraagd
3. Constant
4. stilstaan

deze grafiek hoort
bij een .... beweging

1. eenparige (constant)
2. versnelde
3. vertraagde

S

T

V

Snelheid

Afstand

Tijd

vul in:

grootheid	symbool	eenheid	symbool
snelheid
	s
		seconde

meter per seconde

m/s

afstand

tijd

v

t

meter

s

m

Tussen welke punten is de snelheid het hoogst

1. A en B
2. B en C
3. C en D

Wat is de gemiddelde
snelheid?

bereken de gemiddelde snelheid

bereken de afgelegde weg

Voorbeeld 

De kracht die nodig is om het bierflesje open te maken is 25 N. De arm tot het draaipunt is 0,25 cm. De arm van de werkkracht is 8 cm. Reken uit hoe groot je kracht minimaal moet zijn. 

• Gegevens: F2 = 25 N. L2= 0,25 cm. L1 is 8 cm
• Gevraagd: F1, hoeveel kracht je nodig hebt.
• Berekening: F1 x L1 = F2 x L2
•                           F1= F2 x L2 : L1 
•                           F1 = 25 x 0,25 : 8 = 0,78 N
• Antwoord: De kracht die je moet zetten is 0,78 N[poi8

Gegeven         Fz = 2.5 kN

                          l1   = 1.1 m

                          Fs = ?

                          l2  = 2.9 m

Gevraagd       Fs in Kn

Oplossing        F1 x l1 = F2 x l2

                         2.5 x 1.1 = F2 x 2.9

                              2.75 = F2 x 2.9

                      2.75 : 2.9 = 0.95 kN

                            

Fs is dus    0.95 kn

Als Roel meer gewichtjes heeft gehaald, gaat hij verder met zijn onderzoek. Hij heeft nu gewichtjes van 50 g en van 20 g. Aan haakje 1 aan de linkerkant hangt hij een gewichtje van 50 g. Aan haakje 4 aan de linkerkant hangt hij twee gewichtjes van 20 g.
Welke gewichtjes moet hij aan de rechterkant aan haakje 3 hangen om de hefboom in evenwicht te krijgen? Schrijf de berekening op.

het moment van de kracht van 100 N is

1. 60 Nm
2. 60 N
3. 60 m
4. 0,0060 Nm

Hoe groot is het moment? M = F x l

Wat is de eenheid van moment?

1. Newton
2. meter
3. Newton.meter
4. Newton per meter

Welke beweging is in de grafiek getekend ?

1. Eenparige (constante) beweging
2. Eenparig versnelde beweging
3. Eenparig vertraagde beweging
4. Stilstand

Welke beweging is in de grafiek getekend ?

1. Eenparige (constante) beweging
2. Eenparig versnelde beweging
3. Eenparig vertraagde beweging
4. Stilstand

Welke beweging is in de grafiek getekend ?

1. Eenparige (constante) beweging
2. Eenparig versnelde beweging
3. Eenparig vertraagde beweging
4. Stilstand

Als de netto kracht op een voorwerp nul is, is ook de snelheid van dat voorwerp nul.

1. Juist
2. Onjuist

Een auto rijdt 49 km/h als voor hem het verkeers-licht op rood springt. De bestuurder remt en staat in 2,2 s stil. Bereken de vertraging van de auto.

Wat betekent het als er een min voor de versnelling staat?

1. een rekenfout; kan niet negatief zijn
2. heeft geen betekenis
3. het voorwerp versnelt
4. het voorwerp vertraagt

Een fietser remt in 2,5 seconden af van 18 naar 0 km/u.
De totale massa is 95kg.
De beweging is eenparig vertraagd.
Wat is de benodigde remkracht?

Hoe groot is het moment? M = F x l