Grammar Unit 5 en 6

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Recap of Grammar unit 5 and 6. 

Deze woorden worden vaak gebruikt om de gebiedende wijs meer krijgt bij te zetten. Je plaatst deze woorden vlak voor de gebiedende wijs

Imperative

Wel doen!

 Keep quiet.

Pick up those bags.

Ask Nora.

Imperative

Niet doen!

 Don't run.

Don't say a word.

Don't take that.

The Gerund

Selecteer de gerund

1. That bird is flying.
2. Flying is fun.
3. I am going to fly.
4. Birds can fly.

Selecteer de gerund

1. I like running.
2. I can run very fast.
3. James isn't a fast runner.
4. She is running the marathon.

Articles

Articles

The	Gebruik je als je specifiek verwijst naar iets die al eerder is benoemd in een zin. Bijv: Can you pass me the salt?
A	Gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker Behalve by hour, euro, European, university, uniform
An	Gebruik je bij woorden die met een klinker beginnen (A, E, I, O, U)

Geen article

Geen lidwoord als je het hebt over leden van een groep, wel als het gaat over de groep als geheel.

Ex.: People think Australians are really laid-back.

The Australians are tough to beat at rugby.

Geen 'the'

Gebruik geen 'the' na:

- both (beide)

- all (alle, de hele)

- most (de meeste)

Example.: Both countries are very nice to visit.

Both countries are very nice to visit.

Geen article

Je gebruikt geen lidwoord voor:

- titels

- wanneer iemand de enige is die een bepaalde functie uitoefent.

Ex.: She is Queen of England.

He is President of the United States.

Geen article

Je gebruikt geen lidwoord voor:

- continenten, landen, plaatsnamen, straten en meren.

Ex.: Nigeria is a country in Africa.

Lake Torrens is close to Adelaide.

Geen article

- namen van gebouwen.

- organisaties die beginnen met een plaatsnaam, tenzij de naam al een lidwoord bevat.

Ex.: My brother studied at Cambridge University.

Past Simple & Present Perfect.

voorbeelden van tijd aanduidingen

Yesterday

Last month

last week

this morning

two weeks ago

last night

last year

during World War II

on Sunday

back then

vervoeging van de werkwoorden

ww + ed  bij regelmatige werkwoorden

• - y    wordt     - ie   : carry - carried
• grab   wordt    grabbed
• stop   wordt    stopped
• travel  wordt  travelled

uitzondering = onregelmatige werkwoorden 

die moet je LEREN , een paar voorbeelden:

• go - went 
• do - did 
• write - wrote 

De past simple is om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd maar nu is afgelopen!

Dat kun je zien omdat er een tijd wordt genoemd: wanneer het was afgelopen. 

Present Perfect

Methode 1:     stel jezelf 3 vragen

                                                                                                                Ja?         Nee?

Vraag 1: Is het nu nog aan de gang?                                      PP           volgende vraag

Vraag 2: Gaat het over ervaring tot nu toe?                        PP           volgende vraag

Vraag 3: Is het resultaat van de actie NU merkbaar?     PP           -> past simple

Methode 2:  staat er een SIGNAALwoord in de zin ?

Er zijn signaalwoorden die je verklappen dat je de present perfect moet gebruiken.  Afkorting van die woorden:

Hai fyne jas! 

How long         For                Just                    

Always              Yet                 Already             

In (weeks)       Never           Since                 

                             Ever                                           

Even kort samengevat

Bij de Present Perfect: in het verleden begonnen en nog bezig of van toepassing of resultaat is zichtbaar.

Bij de Past Simple: in het verleden begonnen EN geëindigd.

Plaats van Bijwoord (ADVERBS).

May/ might be

Plaats van bijwoord (Adverbs): 

Wat doet een bijwoord?

• Een bijwoord geeft meer informatie over HOE iets gebeurd.
• Voorbeeld: She sings beautifully.

Hoe maak je het?

• Bijvoeglijk naamwoord + LY

May/ might be

Plaats van bijwoord (ADVERBS): 

1. Vóór een bijvoeglijk naamwoord of ander bijwoord. 

Voorbeeld: You're going to become extremely popular.

                      He was really sad.

2. Vóór het hoofdwerkwoord.

Voorbeeld: She regularly asks me to write for her website.

                      He usually has a lot of cool ideas.

3. Maar na een vorm van to be (am - are - is - was - were).

Voorbeeld: I am truly sorry

                     They are usually late.

Adjective vs Adverbs

Adjective == Bijvoegelijk  naamwoord

Adverbs == bijwoord

May/ might be

Bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?

ADJECTIVE 

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord (         ).

Voorbeeld: She is wearing a beautiful dress.

ADVERB 

Een bijwoord zegt iets over hoe iets gebeurd. Het zegt iets over een

1. Werkwoord: She sings beautifully.
2. Bijvoeglijk naamwoord: This castle is incredibly old.

Mensen, dieren of dingen

May/ might be

Plaats dan Tijd...

bij bepaling van plaats en tijd in Engels  in een zin komt plaatsbepaling voor tijdbepaling. 

I visited London last year..

Dan saw them infront of the hotel at 8 o clock.. 

Do self test..