Les 4

Steunles Nederlands 4
Marlous van Oostrum
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Steunles Nederlands 4
Marlous van Oostrum

Slide 1 - Slide

startvraag: wat was ook alweer het verschil tussen een hoofdgedachte en een onderwerp?

Slide 2 - Open question

Planning
  • startvraag, lesopstart, planning, leerdoelen 
  • Bespreken huiswerk opdracht 5, 6, 8 en 9 
  • Nieuwe theorie tekstverbanden 
  • Opdrachten 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Na deze les...
  • heb je opgefrist wat onderwerp en hoofdgedachte ook alweer waren 
  • weet je wat signaalwoorden zijn 
  • weet je wat de functie is van verbanden in de tekst

Slide 4 - Slide

Bespreken huiswerk
Je maakte voor vandaag opdracht 5, 6, 8 en 9. 
Bekijk het huiswerk even samen met je buurman/buurvrouw. Welke vond je lastig? Waar hebben jullie iets anders geantwoord? 

Op de volgende slide mag je stemmen: welke vraag wil je graag klassikaal bespreken?

Slide 5 - Slide

Welke opdracht uit het huiswerk (5, 6, 8 en 9) wil je graag bespreken?
Vraag 5
Vraag 6
Vraag 8
Vraag 9

Slide 6 - Poll

Antwoordenboekje
5 a Reality-tv.
b Ondanks de naam heeft reality-tv weinig met het echte leven te maken, alleen de emoties van de hoofdpersonen zijn echt.
c Dit is een mening. Bijvoorbeeld: Je kunt het er mee oneens zijn. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: de camera’s laten juist zien hoe mensen leven. Of: die emoties zijn nep, mensen gedragen zich anders omdat ze weten dat ze op tv komen.

6 a Bijvoorbeeld: Vooral onder jongeren zijn stripboeken populair.
b Bijvoorbeeld: Steeds meer mensen maken gebruik van sociale media.
c Bijvoorbeeld: Veel scholieren hebben een hekel aan huiswerk maken.

Slide 7 - Slide

Antwoordenboekje
8 a Via verhalen kun je belangrijke dingen leren, in dit geval dat beren gevaarlijk zijn.
b Door verhalen kun je je inleven in andere mensen en nieuwe situaties.
c Bijvoorbeeld: Mensen voelen angst bij een horrorfilm.
d Eigen antwoord.
e Bijvoorbeeld: De kracht van verhalen.
f Bijvoorbeeld: Ja, het maakt duidelijk dat mensen overal een verhaal van maken.

9 a Bijvoorbeeld: alinea 2+3: Verhaallijnen; alinea 4+5: Verhalen raken; alinea 6+7: Inleven.
b Bijvoorbeeld: met verhalen kun je even ontsnappen aan de werkelijkheid.

Slide 8 - Slide

Theorie verbanden in een tekst:
Maak de volgende zinnen af...
a. ik vind deze les (niet) leuk, omdat ...
b. ik vind deze les (niet) leuk, maar...
c. ik vind deze les (niet) leuk en ...

Slide 9 - Open question

Theorie verbanden in een tekst
Ik vind deze les (niet) leuk, omdat ...
Ik vind deze les (niet) leuk, maar ...
Ik vind deze les (niet) leuk en ...

Waarom geef je verschillende antwoorden op deze drie zinnen?

Slide 10 - Slide

Signaalwoorden
Bepaalde woorden geven je een signaal over het soort verband tussen tekstdelen (zinsdelen, zinnen, alinea's of zelfs hele hoofdstukken). Ze heten daarom signaalwoorden! 

Bijv.

Slide 11 - Slide

Welke signaalwoorden ken je al?

Slide 12 - Mind map

Tot slot
Er zijn wel 12 verschillende categorieën signaalwoorden, waaronder natuurlijk een oneindig aantal signaalwoorden passen. 

Uit je hoofd leren/stampen hoeft (voor nu) niet, maar herkennen is wel enorm handig! 

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Huiswerk voor volgende week: lees de theorie over verbanden in een tekst, maak opdracht 6, 7 en 8. 

Slide 14 - Slide

Afronding 1/2: wat heb je geleerd vandaag over tekstbegrip/leesvaardigheid?

Slide 15 - Open question

Afronding 2/2: wat wil je graag nog leren over tekstbegrip?

Slide 16 - Open question

Afronding
Tot zover de theorie - volgende week actief leesvaardigheid oefenen met Nieuwsbegrip en echte teksten.

Vergeet je huiswerk niet :) 

Slide 17 - Slide