Hercules' moeizame geboorte loopt dankzij een list goed af

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

285 Namque laboriferi cum iam natalis adesset
286 Herculis et decimum premeretur sidere signum,
287 tendebat gravitas uterum mihi, quodque ferebam
288 tantum erat ut posses auctorem dicere tecti
289 ponderis esse Iovem. Nec iam tolerare labores
290 ulterius poteram; quin nunc quoque frigidus artus,
291 dum loquor, horror habet, parsque est meminisse doloris.
285 Want toen reeds de geboortedag van de inspanningen verdurende Hercules aanwezig was en het tiende teken door de zon werd geraakt, spande de zwangerschap mijn (voor mij de) buik (baarmoeder), en wat ik droeg was zo groot dat je kon zeggen dat de verwekker van het verborgen gewicht Jupiter was. En ik 290 kon de inspanningen niet verder (langer) meer verdragen; zelfs ook nu, terwijl ik spreek, beheerst (heeft) een koude huivering mijn leden, en de herinnering aan (het mij herinneren van) de pijn is een deel van de pijn.

Vers 285-291
1 / 8
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 8 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

285 Namque laboriferi cum iam natalis adesset
286 Herculis et decimum premeretur sidere signum,
287 tendebat gravitas uterum mihi, quodque ferebam
288 tantum erat ut posses auctorem dicere tecti
289 ponderis esse Iovem. Nec iam tolerare labores
290 ulterius poteram; quin nunc quoque frigidus artus,
291 dum loquor, horror habet, parsque est meminisse doloris.
285 Want toen reeds de geboortedag van de inspanningen verdurende Hercules aanwezig was en het tiende teken door de zon werd geraakt, spande de zwangerschap mijn (voor mij de) buik (baarmoeder), en wat ik droeg was zo groot dat je kon zeggen dat de verwekker van het verborgen gewicht Jupiter was. En ik 290 kon de inspanningen niet verder (langer) meer verdragen; zelfs ook nu, terwijl ik spreek, beheerst (heeft) een koude huivering mijn leden, en de herinnering aan (het mij herinneren van) de pijn is een deel van de pijn.

Vers 285-291

Slide 1 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

292 Septem ego per noctes, totidem cruciata diebus,
293 fessa malis tendensque ad caelum bracchia magno
294 Lucinam Nixusque pares clamore vocabam.

Zeven nachten lang, evenveel dagen gekweld, uitgeput door de ellende en mijn armen uitstrekkend naar de hemel riep ik met luid geroep Lucina en nog meer geboortegoden.

Vers 292-294

Slide 2 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

295 Illa quidem venit, sed praecorrupta meumque
296 quae donare caput Iunoni vellet iniquae.
297 Utque meos audit gemitus, subsedit in illa
298 ante fores ara dextroque a poplite laevum
299 pressa genu et digitis inter se pectine iunctis
300 sustinuit partus; tacita quoque carmina voce
301 dixit et inceptos tenuerunt carmina partus.
295 Zij kwam weliswaar, maar van te voren omgekocht en van dien aard dat ze mij wilde opofferen aan de onrechtvaardige Juno. En zodra ze mijn gezucht hoorde, ging ze zitten op dat altaar voor de poort en nadat ze haar rechterbeen stevig over haar linkerknie had gedrukt en haar vingers met elkaar verbonden op de manier van een kam 300 hield ze de bevalling tegen; ook sprak zij met zwijgende stem toverspreuken, en de toverspreuken hielden de begonnen bevalling tegen.

Vers 295-301

Slide 3 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

302 Nitor et ingrato facio convicia demens
303 vana Iovi cupioque mori moturaque duros
304 verba queror silices; matres Cadmeides adsunt
305 votaque suscipiunt exhortanturque dolentem.

Ik span mij in en buiten zinnen maak ik vruchteloze verwijten aan de ondankbare Jupiter en ik verlang te sterven en ik spreek klagend woorden die de harde stenen zouden bewegen (ontroeren, raken); de Thebaanse moeders staan mij bij 305 en zij doen gebeden en moedigen mij, die pijn heeft, aan.

Vers 302-305

Slide 4 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

306 Una ministrarum, media de plebe, Galanthis
307 flava comas, aderat, faciendis strenua iussis,
308 officiis dilecta suis.

Een van de dienaressen, midden uit het volk, Galanthis, blond wat betreft haar haren, was daar, energiek in het uitvoeren van opdrachten, geliefd door het verrichten van haar taken.

Vers 306-308

Slide 5 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

308 Ea sensit iniqua
309 nescioquid Iunone geri, dumque exit et intrat
310 saepe fores, divam residentem vidit in ara
311 bracchiaque in genibus digitis conexa tenentem
312 et “quaecumque es” ait, “dominae gratare; levata est
313 Argolis Alcmene potiturque puerpera voto.”

Zij had in de gaten dat door de oneerlijke Juno iets werd gedaan, en terwijl ze 310 steeds de deur uitging en inging, zag ze de godin zittend op het altaar en haar armen verbonden door de vingers op haar knieën houdend en ze zei ”wie je ook bent, wens mijn meesteres geluk; de Argolische Alcmene is verlost en verkrijgt als kraamvrouw wat ze verlangt (haar wens).”

Vers 308-313

Slide 6 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

314 Exsiluit iunctasque manus pavefacta remisit
315 diva potens uteri; vinclis levor ipsa remissis.
316 Numine decepto risisse Galanthida fama est;
317 ridentem prensamque ipsis dea saeva capillis
318 traxit et e terra corpus relevare volentem
319 arcuit inque pedes mutavit bracchia primos.
315 De godin die macht heeft over de baarmoeder sprong op en verschrikt liet ze haar verbonden handen los; zelf word ik verlost omdat de boeien zijn losgemaakt. Het gerucht gaat dat Galanthis heeft gelachen omdat de godheid bedrogen was (zij de godheid bedrogen had); lachend en vastgepakt sleepte de woeste godin haar mee aan haar eigen haren en toen deze (Galanthis) haar lichaam van de grond wilde optillen, hield ze haar tegen en ze veranderde haar armen in voorpootjes.

Vers 314-319

Slide 7 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

320 Strenuitas antiqua manet, nec terga colorem
321 amisere suum; forma est diversa priori.
322 Quae quia mendaci parientem iuverat ore,
323 ore parit nostrasque domos, ut et ante, frequentat.’

320 Haar oude (vroegere) energie blijft, en niet verloor haar rug zijn kleur; de gestalte is anders dan de eerdere. Omdat zij de barende [vrouw] had geholpen met haar leugenachtige mond, baart zij met haar mond en bezoekt, zoals ook vroeger, regelmatig onze huizen.

Vers 320-323

Slide 8 - Slide