Een misverstand: Cephalus verdacht van ontrouw

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

821 Vocibus ambiguis deceptam praebuit aurem
822 nescioquis nomenque aurae tam saepe vocatum
823 esse putat nymphae, nympham me credit amare.
824 Criminis extemplo ficti temerarius index
825 Procrin adit linguaque refert audita susurra.

De een of ander luisterde naar de dubbelzinnige woorden en werd misleid en meent dat de zo dikwijls geroepen naam van briesje de naam van een nimf was, gelooft dat ik een nimf bemin. Onmiddellijk gaat de onbezonnen verrader van de verzonnen beschuldiging naar 825 Procris en bericht met gefluister de dingen die hij gehoord heeft.

Vers 821-825
1 / 3
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 3 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

821 Vocibus ambiguis deceptam praebuit aurem
822 nescioquis nomenque aurae tam saepe vocatum
823 esse putat nymphae, nympham me credit amare.
824 Criminis extemplo ficti temerarius index
825 Procrin adit linguaque refert audita susurra.

De een of ander luisterde naar de dubbelzinnige woorden en werd misleid en meent dat de zo dikwijls geroepen naam van briesje de naam van een nimf was, gelooft dat ik een nimf bemin. Onmiddellijk gaat de onbezonnen verrader van de verzonnen beschuldiging naar 825 Procris en bericht met gefluister de dingen die hij gehoord heeft.

Vers 821-825

Slide 1 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

826 Credula res amor est; subito conlapsa dolore
827 (ut mihi narratur) cecidit longoque refecta
828 tempore se miseram, se fati dixit iniqui
829 deque fide questa est et crimine concita vano
830 quod nihil est metuit, metuit sine corpore nomen.
831 [et dolet infelix veluti de paelice vera]

Liefde is een lichtgelovige zaak; door het plotselinge verdriet in elkaar gestort (zoals mij wordt verteld) viel zij neer en na lange tijd weer bijgekomen zei ze dat ze ongelukkig was, dat haar lot oneerlijk was (ze van een oneerlijk lot was) en klaagde zij over mijn trouw en door de valse beschuldiging opgehitst 830 vreest zij dat wat niet bestaat (er niet is), vreest zij een naam zonder lichaam. [en zij heeft verdriet, de ongelukkige, zoals over een werkelijk bestaande (echte) minnares]

Vers 826-831

Slide 2 - Slide

714 Dum redeo mecumque deae memorata retracto,
715 esse metus coepit ne iura iugalia coniunx
716 non bene servasset. Facies aetasque iubebat
717 credere adulterium, prohibebant credere mores;
718 sed tamen afueram, sed et haec erat, unde redibam,
719 criminis exemplum, sed cuncta timemus amantes.

832 Saepe tamen dubitat speratque miserrima falli
833 indicioque fidem negat et, nisi viderit ipsa,
834 damnatura sui non est delicta mariti.

Toch twijfelt zij dikwijls en diepbedroefd hoopt zij dat zij het mis heeft en weigert de aanwijzing haar vertrouwen, en, als zij het niet zelf gezien zal hebben, zal zij de misstap van haar echtgenoot niet veroordelen.

Vers 832-834

Slide 3 - Slide