Nederlands les 6 BBL P1

Programma Nederlands les 6 BBL P1



Bespreken huiswerk leesteksten
deelonderwerpen
opbouw presentatie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programma Nederlands les 6 BBL P1



Bespreken huiswerk leesteksten
deelonderwerpen
opbouw presentatie

Slide 1 - Slide

We starten met bespreken tekst B en de vragen daarbij. Pak het erbij!

Slide 2 - Slide

Wat is volgens jou het onderwerp van beide teksten (B en C)?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat zijn de deelonderwerpen van de B-tekst over sprinkhanen?

Slide 6 - Open question

deelonderwerpen
Na de inleiding staan de volgende deelonderwerpen:
  • eiwitrijk: insecten zijn gezond, bevatten veel eiwitten
  • wereldwijd: over de hele wereld worden vaker insecten gegeten
  • Nederland:  loopt voorop in het herontdekken van insecten
De laatste alinea is een soort slot: het zal nog wel even duren voor het eten van insecten geaccepteerd is

Slide 7 - Slide

enkele vragen over de B-tekst
We bespreken enkele vragen over de B-tekst.
Bedenk wat je zelf hebt geantwoord.

Slide 8 - Slide

1. In regel 3 staat het woord consumptie. Wat betekent dat?
A
het bewaren van iets
B
het eten of drinken van iets
C
het houden en verzorgen van iets
D
het onderzoeken van iets

Slide 9 - Quiz

2. Welk kopje past ook bij het stukje Eiwitten? Kies het beste kopje.
A
Deskundigen
B
Rijk
C
Eerst verhitten
D
Poedervorm

Slide 10 - Quiz

3. Wat is de reden dat het eten van insecten gezond is (r. 7)?

A
Omdat deskundigen dat zeggen
B
Omdat er veel eiwitten in insecten zitten.
C
Omdat je ze goed kunt verteren.
D
Omdat ze een beetje ‘nootachtig’ smaken.

Slide 11 - Quiz

4. Kijk in het stukje met het kopje Wereldwijd. Welke tegenstelling staat er in dit stukje?


A
tussen Europa en de rest van de wereld
B
tussen larven en poppen
C
tussen mensen en dieren
D
tussen sprinkhanen en meikevers

Slide 12 - Quiz

5. Met welke zin kan het stukje Wereldwijd het beste verdergaan?
A
Daarom eten mensen nog steeds graag insecten in Europa.
B
En in Nederland wordt meikeversoep ook veel gegeten
C
En op Sardinië werd en wordt er nog steeds kaas gemaakt met vliegenlarven
D
Want niemand in Europa at insecten.

Slide 13 - Quiz

6. Vraag bij het stukje Nederland

Protix was drie jaar bezig met het krijgen van de goedkeuring voor het kweken van sprinkhanen. Wat kun je hieruit afleiden?


A
Het bedrijf wil graag dat andere bedrijven ook sprinkhanen gaan kweken.
B
Het bedrijf wil meer voer van sprinkhanen voor kippen, huisdieren en vissen maken.
C
Het bedrijf wil sprinkhanen kweken en verkopen voor menselijke consumptie.
D
Het bedrijf wil stoppen met het kweken van sprinkhanen als voer voor dieren.

Slide 14 - Quiz

7. Vraag bij regels 33-40. Welke vraag wordt in het laatste stukje beantwoord?


A
Hoe lang duurt het volgens Dicke voordat mensen gewend zijn aan het idee om insecten te eten?
B
Hoe lang duurt het volgens Dicke voordat we alleen nog maar insecten eten?
C
Hoeveel mensen hebben het Insectenkookboek gekocht?
D
Hoeveel mensen zullen in de toekomst insecten eten normaal vinden?

Slide 15 - Quiz

8. In regel 40 staat het woord geaccepteerd. Wat betekent accepteren?

A
iets of iemand bijzonder vinden
B
iets of iemand goed vinden
C
iets of iemand tegenhouden
D
iets of iemand niet willen

Slide 16 - Quiz

Wat geldt voor jou?
Ik heb wel eens insecten gegeten
Ik heb nooit insecten gegeten, maar wil het WEL proberen
Ik heb nooit insecten gegeten en wil het NIET proberen
Insecten? Ja, lekker!!

Slide 17 - Poll

Je hebt een B-tekst en een C-tekst gekregen.
Welke uitspraak geldt voor jou?
A
Ik vond tekst B en tekst C allebei moeilijk
B
Tekst B begrijp ik, tekst C niet zo goed
C
Ik begrijp tekst B en tekst C allebei goed
D
Ik heb niet allebei de teksten gelezen

Slide 18 - Quiz

Je hebt een B-tekst en een C-tekst gelezen. De C-tekst is niveau 2F (examenniveau). Welke verschillen zijn je opgevallen tussen beide teksten?

Slide 19 - Open question

Op welk leesniveau wil je teksten oefenen in Nieuwsbegrip?

Standaard staan jullie op niveau C = 2F. Daar moet je dit jaar examen in doen.
Niveau D = 3F (voor niveau 4) Niveau B = 1F
A
Ik wil eerst op B oefenen, later op C
B
Ik wil op C oefenen
C
Ik kan goed lezen, wil graag niveau D proberen

Slide 20 - Quiz

Online oefenen in Nieuwsbegrip
Je kunt zelf inloggen bij Nieuwsbegrip
instructie staat in itslearning
Jullie staan eerst  ingesteld op niveau C=2F. Wil je iets makkelijker starten op B, vraag het.

Probeer  Woordenschat en Andere tekst bij de tekst over insecten eten, en/of kies een ander onderwerp dat je interesseert.
Docent laat voorbeeld zien en geeft uitleg over het Archief.

Slide 21 - Slide

En dan nu verder met.....

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

LessonUp niet afsluiten!

Slide 25 - Slide

Noteer wat punten die je als feedback
hebt gekregen.

Slide 26 - Open question

In Samengevat over Spreken
Bladzijde 96 t/m 100. Thuis lezen. Maak aantekeningen van dingen die nieuw voor je zijn.

Slide 27 - Slide