werkwoordspelling maandag 1 feb

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

breien Tanja _____________ gisteren een sjaal.

1. breit
2. breite
3. breide
4. breiden

begroeten (vt) Ik _____________ de buurvrouw.

1. begroete
2. begroette
3. begroet
4. begroetten

herstellen [tt] _____________ jij de kapotte schriften?

1. Herstel
2. Herstelt
3. Herstelde
4. Hersteld

fietsen Willem en Xavi _____________ dadelijk naar de markt.

1. fietsten
2. fietste
3. fietsen
4. fiets

sluiten Ik _____________ gisteren de deur.

1. sluitte
2. sloten
3. sluitten
4. sloot

halen Vorig jaar _____________ ik altijd hoge cijfers.

1. haalde
2. haal
3. haalden
4. haalt

verwarmen Toen _____________ jij de woonkamer.

1. verwarmte
2. verwarmten
3. verwarmde
4. verwarmden

vegen [tt] Jij _____________ de rommel bij elkaar.

1. veegt
2. veegd

graven [tt] Jij _____________ een kuil.

1. graaft
2. graafd
3. graafdt

hopen [tt] _____________ jij dat ik win?

1. Hoopt
2. Hoop
3. Hoopd
4. Hoopdt

weten [vd] Zij heeft altijd _____________ dat ze gelijk had.

1. geweten
2. geweet
3. geweed

stoppen [vd] Klaas is met zoeken _____________.

1. gestopdt
2. gestopd
3. gestopt

belonen [vd] Ik ben door de juf _____________.

1. beloont
2. beloond
3. beloondt

herstellen [vd] Maud heeft de teksten _____________.

1. hersteld
2. herstelt
3. hersteldt

rennen [vd] Zij hebben om het meertje _____________.

1. gerent
2. gerendt
3. gerend