What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoordspelling alles 3
Werkwoordspelling
1 / 26
next
Slide 1:
Slide
Spelling
Basisschool
Groep 2,7
This lesson contains
26 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
De tegenwoordige tijd
Ik = stam
ik loop
...... je of jij? = stam
Loop jij?
een ander = stam + t
Hij loopt of Thomas loopt
meer = hele werkwoord
wij lopen of mijn ouders lopen
Slide 2 - Slide
slapen [tt] Maarten _____________ onder een wollen deken.
Slide 3 - Open question
maken [tt] Wij _____________ een toneelstuk.
Slide 4 - Open question
poetsen [tt] _____________ je vanavond je tanden?
Slide 5 - Open question
breien [tt] De kinderen _____________ voor de eerste keer.
Slide 6 - Open question
vergroten [tt] Morgen _____________ de kinderen de ruimte.
Slide 7 - Open question
verleden tijd
Klankvast werkwoord = gebruik 't kofschip x
Het hele werkwoord - en.
Kijk naar de laatste letter.
Zit die in 't kofschip x?
Ja = te of ten nee = de of den
Meervoud = ten of den
klankveranderd werkwoord = kennen
Slide 8 - Slide
voorbeelden
fietsen
fiets
s
ja = te of ten
rennen
ren
n
nee = de of den
Slide 9 - Slide
leren [vt] _____________ jij het alfabet in groep 3?
Slide 10 - Open question
knippen [vt] Suze en Kay _____________ gisteren een poster uit het tijdschrift.
Slide 11 - Open question
branden [vt] De dokter _____________ gisteren de wond dicht.
Slide 12 - Open question
verblijven [vt] Toen _____________ ik bij mijn vrienden.
Slide 13 - Open question
denken [vt] Morice _____________ vorige week dat hij vrij had.
Slide 14 - Open question
flossen [vt] Vorige week _____________ ik elke dag.
Slide 15 - Open question
repareren [vt] Vorige maand _____________ mijn vader mijn step.
Slide 16 - Open question
vegen [vt] Jij _____________ gistermiddag je neus aan de zakdoek af.
Slide 17 - Open question
binden [vt] Rachel _____________ toen de vuilniszak dicht.
Slide 18 - Open question
Voltooide tijd
Langermaakwoord denk aan de verleden tijd.
Zelfde als bij de verleden tijd, zodat je weet of je het met een t of een d schrijft.
klankvast werkwoord eindigt meestal op en.
geholpen
Slide 19 - Slide
Voorbeelden
Hij heeft gefietst
fietsen
fiets
s dus een t
Hij heeft gerend
rennen
ren
n dus een d
Slide 20 - Slide
Beleven [vd] Toen heeft Lisette een leuk avontuur _____________.
Slide 21 - Open question
filmen [vd] Freek heeft gisteren een Hert in het bos .........................
Slide 22 - Open question
spreken [vd] Mijn moeder heeft de directeur _____________.
Slide 23 - Open question
vangen [vd] Gisteren heb ik een mooie vlinder .............................
Slide 24 - Open question
Wassen [vd] Hij heeft zich gisteren ...................
Slide 25 - Open question
verbazen [vd] Hij heeft zich daarover ................
Slide 26 - Open question
More lessons like this
Werkwoordspelling alles 3
June 2024
- Lesson with
28 slides
Spelling
Basisschool
Groep 2,7
Werkwoordspelling alles 2
May 2024
- Lesson with
21 slides
Spelling
Basisschool
Groep 2,7
Werkwoordspelling alles 4
June 2024
- Lesson with
26 slides
Spelling
Basisschool
Groep 2,7
Werkwoordspelling alles 1
April 2024
- Lesson with
25 slides
Spelling
Basisschool
Groep 2,7
Spelling tegenwoordige tijd en verleden tijd - basisregels en stappen
October 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Primary Education
Age 7
groep 7 werkwoordcito oefenen
March 2023
- Lesson with
35 slides
nederlands
Primary Education
Spelling- Verleden tijd van klankvast werkwoord met be-, ge-, ver-
January 2024
- Lesson with
12 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
3F Werkwoordspelling vt en vd
February 2021
- Lesson with
34 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1