les 9 Zinnen foutief begrenzen

Welkom 4H

Pak alvast de opdracht van de vorige les voor je (blad met 22 zinnen)
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom 4H

Pak alvast de opdracht van de vorige les voor je (blad met 22 zinnen)

Slide 1 - Slide

Dagopening

Slide 2 - Slide

Deze les
- Opdracht nakijken (de zinnen die je lastig vond)
- Uitleg zinnen begrenzen. (Wanneer begin je een nieuwe zin? Wanneer een , of een .)
- Opdrachten maken uit de reader.



Slide 3 - Slide

Belangrijke data:
  • Toets formuleren: 
                              - dinsdag 27-02 (deze week hard oefenen!)
  • Boekopdracht leesboek 3 (recensie schrijven)
                              - Deadline 22 maart (maak aantekenen terwijl je
                                  leest!)
  • Geef je nieuwe titel morgen door!

Slide 4 - Slide

Huiswerkopdracht bespreken
Welke zin vond je lastig?

Slide 5 - Slide

Hoe verbeter je ook alweer een foutieve beknopte bijzin?

Zin 1:
Lallend en zwalkend begeleidden de agenten de dronkaard naar zijn cel.

Slide 6 - Slide

Hoe begrens je een zin?
- Hoofdzinnen: verbinden ( met dus, en, of, want, maar) of van elkaar scheiden (punt).

Bijzinnen: verbinden met de hoofdzin (plaats een komma voor het voegwoord en tussen twee persoonsvormen)

Let op: een bijzin mag niet losstaan, verbind deze met de hoofdzin!

UITLEGFILMPJE KIJKEN





Slide 7 - Slide

Welke zin is juist begrensd?
A  1. Floris is heel vrolijk, omdat hij vanavond pannenkoeken eet.
     2. Floris is heel vrolijk. Omdat hij vanavond pannenkoeken eet.
B. 1. Ik pak mijn tas in. Ik ga drie weken naar Spanje.
     2. Ik pak mijn tas in, ik ga drie weken naar Spanje.
C. 1. Veel leerlingen hebben hun telefoon bij zich in de les, ze zijn hierdoor snel afgeleid.
    2. Veel leerlingen hebben hun telefoon bij zich in de les, waardoor ze snel zijn afgeleid.





Slide 8 - Slide

Wat is het verschil tussen een incongruentie en een foutieve samentrekking (op basis van aantal)?
Bij een incongruentie moet je een persoonsvorm veranderen mv > ev of andersom.

Bij een foutieve samentrekking (op basis van aantal) is een persoonsvorm onterecht weggelaten en moet je deze toevoegen.

Zin 1
De kudde olifanten staan op de savanne.
Zin 2:
De kudde olifanten staat op de savanne en de wolven in het bos.

Slide 9 - Slide

Verder oefenen met formuleren
  • Maak opdracht C en A (blz. 20 en 22)

    Zoek de theorie op als je het even niet meer weet.
  • (Incongruentie: De kudde olifanten staan op de savanne.)
  • (Fout. samentrekking: De kudde olifanten staat op de savanne en de wolven (...) in het bos.
  • (Fout. beknopte bijzin: Enthousiast zwaaiend vertrok de schoolbus naar de dierentuin.)



Slide 10 - Slide

Recensieopdracht
  • Opdracht op papier doorlezen
  • Stel vragen / maak aantekeningen
  • Gebruik de theorie uit het boek!
  • De deelonderwerpen in de alinea's staan vast.
    De vragen daarbij zijn om je te helpen, hier mag je uit kiezen wat interessant is voor jouw boek.

Slide 11 - Slide

Recensieopdracht - opbouw
Inleiding > introduceer het onderwerp, vat het verhaal kort samen.
Middenstuk:
- Onderwerp en thema
- Opbouw
- Personages
- Schrijfstijl
Slot > conclusie: is dit boek een aanrader?

Leg alles uit (aan de hand van het boek)

Slide 12 - Slide

Leesboek #3
Kies een b-boek of c-boek
(Vorige keer een boekenweekgeschenk of non-fictie? Dan nu iets anders.)

De recensie is voor een cijfer. (Spelfouten en formuleringsfouten tellen mee.)

Slide 13 - Slide

Foutieve samentrekking
blz. 5 uitleg
blz. 16 oefeningen

Slide 14 - Slide

Argh hoe pak ik dit nou aan?
Stappenplan
  1. Maak de samentrekking ongedaan 
  2. Stel vast wat er is samengetrokken
  3. Doe de vier checks (betekenis, vorm, rol, plaats)
  4. Verbeter de fout (dus: zet er iets bij!)  



Slide 15 - Slide

Bespreken opdracht A blz. 16, 17
  • 1: betekenis  +  en ik houd meer van konijnen dan van…
  • 2: vorm (getal)  + en wordt ‘s nachts…
  • 3: betekenis  + en legde daarna de stof…
  • 4: rol  + en die koop ik regelmatig
  • 5: vorm (getal)  + en is een fietspad…
  • 6: betekenis + en ze komt daarom zelden…
  • 7: betekenis  + en is daarom…


Slide 16 - Slide

Nakijken


  • 8: rol  + en die vind ik best mooi…
  • 9: betekenis  + en hij is dan ook…
  • 10: betekenis  + en trok zich niets aan van…


Slide 17 - Slide

Neem zelf verantwoordelijkheid om je kennis op te halen!
Zoek uitleg in je boek of bij Arnoud kuijpers of andere youtube filmpjes. 

Vraag je klasgenoten, of maak een afspraak voor een hulples.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Hij heeft ook per formuleerfout een filmpje

Slide 20 - Slide

Verder oefenen
  1. Maak over foutieve samentrekkingen opdracht B blz. 18, 19
  2. Maak om 'dubbelop' te herhalen opdracht H blz. 11, 12
    (theorie staat op blz. 2)
  3. Klaar? Doe even iets zachtjes voor jezelf, we bespreken de opdrachten straks.

Slide 21 - Slide

Bespreken foutieve samentrekkingen opdracht B
  • 1. …en wordt een park aangelegd…
  • vorm niet hetzelfde
  • 2. …en deze (of de zomervakantie) brengen wij …
  • rol niet hetzelfde
  • In het eerste deel is ‘de zomervakantie’ onderwerp, in het tweede deel
  • is het lijdend voorwerp.
  • 3. …en dat is een leuk beroep.
  • rol niet hetzelfde
  • Brandweerman is in het eerste gedeelte geen onderwerp, in het tweede wel.

Slide 22 - Slide

Bespreken foutieve samentrekkingen opdracht B
  • 4. …Ellen en Denise gaan studeren in Amsterdam.
  • vorm niet hetzelfde
  • 5. …had hij haar beroofd.
  • plaats (ten opzichte van de persoonsvorm) niet hetzelfde. In het eerste
  • deel is het onderwerp - pv (de overvaller had), in het tweede deel is het
  • pv/onderwerp (had hij).

Slide 23 - Slide

Bespreken dubbelop opdracht H
  1. Contaminatie (de oorzaak is achterstallig onderhoud, of de crash is te wijten aan.)
  2. Pleonasme (Tijdelijke interim-directeur)
  3. Contaminatie (het maakt niet uit, of er is geen verschil)
  4. Dubbele ontkenning (verhinderen geen schuurtjes te bouwen)
  5. Tautologie (misschien, wellicht)
  6. Tautologie (bereid zijn / te willen) 
  7. Pleonasme (gratis presentje)
  8. Contaminatie (haalde alles door elkaar, raakte ik in de war)

Slide 24 - Slide

Foutieve beknopte bijzin

Slide 25 - Slide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  

Slide 26 - Slide

Formuleren H6
 
Foutive beknopte bijzin                                    Wat moet het wel zijn?

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  

Slide 27 - Slide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin                                    Wat moet het wel zijn?

Luid zingend kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Terwijl de kinderen luid zongen, kwam de bus bij de Efteling aan.

Slide 28 - Slide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.




Slide 29 - Slide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht.




Slide 30 - Slide

De foutieve beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht. Of
    Een ijsje etend, reden we naar Utrecht.
    Helemaal volgegeten, reden we naar Utrecht.



Slide 31 - Slide

De beknopte bijzin
Wat is eigenlijk een beknopte bijzin?
  • Een zin zonder onderwerp en persoonsvorm.

  • We aten een ijsje. + We reden naar Utrecht.

    Na een ijsje te eten, reden we naar Utrecht. Of
    Een ijsje etend, reden we naar Utrecht.  
    Helemaal volgegeten, reden we naar Utrecht.



  1. te + hele ww
  2. onv. dw.
  3. volt. dw.

Slide 32 - Slide

De foutieve beknopte bijzin
  • In een foutieve beknopte bijzin is het denkbeeldig onderwerp in de beknopte bijzin anders dan in de hoofdzin.







Slide 33 - Slide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend, kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Onderwerp

Slide 34 - Slide

Formuleren H6
 
Foutieve beknopte bijzin

Luid zingend, kwam de bus
 bij de Efteling aan!



                  
Onderwerp
Denkbeeldig onderwerp 
= niet 'de bus' 

Slide 35 - Slide

Foutieve beknopte bijzin
Nog een voorbeeld:






Slide 36 - Slide

Foutieve beknopte bijzin verbeteren
Oplossing: voeg weer een ow en pv toe!

  • Het vlees is goed gebraden
                    +
  • Hij eet het vlees
  • Het goed gebraden vlees eet hij op.
                    of
  • Goed gebraden, wordt het vlees door hem opgegeten.






Slide 37 - Slide

Wat klopt er niet, hoe is het beter?
Cola drinkend verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.


Na chocolade te hebben gegeten kwam de huiduitslag weer opzetten.


Na gedoucht te hebben bleek mijn handdoek doorweekt.

Slide 38 - Slide

Wat klopt er niet, hoe is het beter?
Cola drinkend verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.


Na chocolade te hebben gegeten kwam de huiduitslag weer opzetten.


Na gedoucht te hebben bleek mijn handdoek doorweekt.

  • Toen we cola dronken, verscheen de openingsscène van Star Wars op het beeld.

  • Nadat ik chocolade had gegeten, kwam de huiduitslag weer opzetten.

  • Nadat ik gedoucht had, bleek mijn handdoek doorweekt.


Slide 39 - Slide

oefenen 
1. Maak opdracht A en B uit het boekje
 formuleren (blz. 19 en 20)
               

Het denkbeeldige onderwerp uit deel 1 moet hetzelfde zijn als het onderwerp in deel 2. Is dit niet zo? Dan foutief.
Verbeteren: voeg het onderwerp in deel 1 toe.

Slide 40 - Slide

Nakijken Opdracht A
1. Als je hard traint en goed eet, moet de marathon voor jou te doen zijn.
2. Terwijl we nog slaperig waren na een korte nacht, maakte de koffie ons weer een beetje wakker.
3. Nadat we drie uur overlegd hadden, ging de staking niet door.
4. Toen we bij de bioscoop aankwamen, was de film al begonnen.
5. Als je wacht voor de kassa, duurt de tijd altijd langer dan normaal.


Slide 41 - Slide

Nakijken Opdracht B
  1. onjuist (Jasper is het onderwerp in deel 1)
  2. juist
  3. onjuist (de spelers zijn het onderwerp in deel 1)
  4. juist
  5. onjuist (een persoon is het onderwerp van deel 1, niet de slang)
  6. juist 
  7. onjuist (de appeltaart is het onderwerp van deel 1)
  8. juist
  9. juist

Slide 42 - Slide