This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Aan het eind van de les weet ik wat signaalwoorden zijn en kan ik deze vinden in een tekst of zin.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Tekstverbanden
* In een tekst staan stukjes tekst (woorden, delen van zinnen, zinnen, alinea's) niet zomaar achter elkaar
* Ze hebben iets met elkaar te maken = tekstverband
* Signaalwoorden verbinden stukjes tekst en geven signaal over welk (tekst)verband er bestaat.
* Goede lezers letten op tekstverbanden - signaalwoorden.
Slide 4 - Slide
Signaalwoorden
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen, zinnen en alinea’s.
Slide 5 - Slide
Opsomming
en, ook, verder, daarbij, bovendien, daarnaast, een ander…, ten eerste, vervolgens, eveneens, noch… noch…, zowel… als…., niet alleen… maar ook…, tevens, voorts, ten slotte
Slide 6 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? Eerst zijn er verkiezingen en ..... wordt er een nieuw kabinet samengesteld.
A
ook
B
daarom
C
dus
D
vervolgens
Slide 7 - Quiz
Tijdsvolgorde / chronologisch verband
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger, hierna, , vervolgens, later, ten eerste, ten slotte, later, oorspronkelijk, intussen
Slide 8 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? .... er verkiezingen komen, presenteren de partijen zich aan de kiezers.
A
Nadat
B
Voordat
C
Eerst
D
Want
Slide 9 - Quiz
Tegenstellend verband
maar, echter, toch, doch, niettemin, daarentegen, juist (niet), al(hoewel), desondanks, enerzijds… anderzijds…, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, terwijl (in de betekenis van hoewel)
Slide 10 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? In Mexico is het .... Nederland het hele jaar door warm.
A
in tegenstelling tot
B
ondanks
C
evenals
D
behalve
Slide 11 - Quiz
Uitleggend verband/ toelichting
zo, bijvoorbeeld, zoals, namelijk, ter illustratie, stel, neem, onder andere, denk hierbij aan, dat komt voor bij, dat is het geval bij
Slide 12 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? Ik hou ervan om aan het eind van de dag even te ontspannen, ........ door een boek te lezen of een wandeling te maken.
A
aangezien
B
omdat
C
want
D
zoals
Slide 13 - Quiz
Redengevend verband
omdat, want, immers, namelijk, vanwege, wegens, aangezien, daarom, dus
Slide 14 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? Mensen stemmen alleen in een hokje, ... de privacy.
A
omdat
B
vanwege
C
want
D
immers
Slide 15 - Quiz
Concluderend verband
dus, dan ook, concluderend, de slotsom is, hieruit volgt
Slide 16 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? Ik vind dat boek heel erg leuk, maar mijn klasgenoot vindt het boek heel saai. De meningen over het boek zijn ... nogal verdeeld .
A
vervolgens
B
dus
C
echter
D
daarmee
Slide 17 - Quiz
Vergelijkend verband
net als, zoals, evenals, hetzelfde, dezelfde, in vergelijking met
Slide 18 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? Ik lust geen spruitjes, ... pastinaken, die lust ik ook niet.
A
tenzij
B
doordat
C
net als
D
want
Slide 19 - Quiz
Samenvatting / conclusie
kortom, samengevat, al met al, alles bij elkaar genomen, om kort te gaan, met andere woorden
dus, vandaar, daarom, om die redenen, dan ook, kortom, al met al, concluderend, dat betekent, aldus, hieruit volgt
Slide 20 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? ..... hoop ik dat jullie nu begrijpen wat signaalwoorden zijn.
A
Al met al
B
Vandaar dat
C
Aan het eind
D
Tenzij
Slide 21 - Quiz
Oorzaak – gevolg
Oorzaak: doordat, door, de oorzaak is…, te danken/wijten aan, ten gevolge van Gevolg: daardoor, hierdoor, waardoor, leidt tot…., zodat, het gevolg/resultaat/effect (daarvan) is
Slide 22 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? De politieke partij heeft hele extreme standpunten, .... veel partijen niet met hen willen samenwerken.
A
omdat
B
dus
C
aangezien
D
waardoor
Slide 23 - Quiz
Middel - doel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van
Slide 24 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? Politieke partijen voeren campagne, ... ze de keizers proberen over te halen om op hun te stemmen.
A
waarmee
B
doordat
C
tenzij
D
vandaar dat
Slide 25 - Quiz
Voorwaardelijk verband
Als, wanneer, tenzij, ( niet als),
mits(= alleen als) aangenomen dat gesteld dat
Slide 26 - Slide
Welk signaalwoord past in de zin? ... iemand zich niet kan legitimeren, mag hij/zij ook niet gaan stemmen.
A
Als
B
Tenzij
C
Bijvoorbeeld
D
Want
Slide 27 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een samenvattend verband?
A
Ze had een drukke dag, maar toch veel bereikt.
B
Hij pakte zijn koffers en ging op reis.
C
Na de film gingen ze nog wat drinken in de stad.
D
Kortom, het was een geslaagde dag.
Slide 28 - Quiz
Welke zin illustreert een oorzakelijk verband?
A
Door de regen werd de wedstrijd afgelast.
B
Hij was moe, dus ging vroeg naar bed.
C
Het feest was gezellig en duurde tot laat.
D
Ze genoot van het concert en kocht meteen een cd.
Slide 29 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een tegenstellend verband?
A
Hoewel hij moe was, ging hij toch door.
B
Omdat het regende, bleef hij binnen.
C
Ze had hoofdpijn en besloot toch te gaan.
D
Enerzijds houdt ze van sport, anderzijds van lezen.