T2DH2D: zww, hww, kww

Hoofdstuk 2 en 3
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2 en 3

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Ik weet wat een koppelwerkwoord is

Slide 2 - Slide

Leg uit wat een zelfstandig werkwoord aangeeft.

Slide 3 - Open question

Leg uit wat de functie is van een hulpwerkwoord.

Slide 4 - Open question

Benoem het (de) werkwoord(en) in de volgende zin:

Jip geeft vanavond de planten water.
A
Jip
B
geeft planten
C
geeft
D
water

Slide 5 - Quiz

Benoem het onderwerp van de zin:

Jip geeft vanavond de planten water.
A
vanavond
B
Jip
C
planten
D
water

Slide 6 - Quiz

Geef aan wat het onderwerp van de zin DOET:

Jip geeft vanavond de planten water.

Slide 7 - Open question

Geef aan wat het onderwerp van de zin DOET:
(m.a.w. wat is de handeling?)

Katja schijnt met de zaklamp.

Slide 8 - Open question

Geef aan wat het onderwerp van de zin DOET:
(m.a.w. wat is de handeling?)

Vanavond moet Ajax tegen Barcelona voetballen.

Slide 9 - Open question

Geef aan wat het onderwerp van de zin DOET:
(m.a.w. wat is de handeling?)

Vorige week heeft de docent de toets nagekeken.

Slide 10 - Open question

Staat er een handeling in de volgende zin?

De hond blijft de hele tijd in z'n mand liggen
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Staat er een handeling in de volgende zin?

De hond blijft de rest van z'n leven kreupel.
A
Ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Staat er een handeling in de volgende zin?

De leerlingen waren erg moe van de hele dag opletten.
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

DOE-zin   
Het onderwerp van de zin doet iets
--> voert een handeling uit

Ajax moet vanavond tegen Barcelona voetballen.
OW = Ajax
handeling = voetballen
ZIJN-zin:
Het onderwerp van de zin is iets
--> toestand, kenmerk, eigenschap
Ajax is vaak de sterkste ploeg.

OW = Ajax        
maar geen handeling!


Slide 14 - Slide

ZIJN-zin --> KWW
In een ZIJN-zin staat altijd het werkwoord zijn of een ander werkwoord dat met 'zijn' te maken heeft. Dat noem je koppelwerkwoorden.
Die werkwoorden verbinden het onderwerp van de zin met een kenmerk of een eigenschap ervan.

Ajax is vaak de beste ploeg.
Ajax (OW)     ----------->  de beste ploeg.
                                 is


Slide 15 - Slide

ZIJN-zin --> KWW
Koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen

Ajax            is                 de beste ploeg
                     wordt
                     blijft
                     blijkt
                     lijkt
                     schijnt

Slide 16 - Slide

KWW en HWW
Als er meerdere werkwoorden in een ZIJN-zin staan is er altijd maar één het koppelwerkwoord. De andere werkwoorden zijn dan hulpwerkwoorden. Zij 'ondersteunen' het KWW.
Het KWW staat dan meestal achteraan in de zin.

Ajax is altijd de beste ploeg geweest.
         hww                                            kww

Slide 17 - Slide

DOE-zin of ZIJN-zin?
De eenden blijven lang in de vijver zwemmen
A
DOE-zin
B
ZIJN-zin

Slide 18 - Quiz

DOE-zin of ZIJN-zin?
De eenden blijven op hun plek in het park.
A
DOE-zin
B
ZIJN-zin

Slide 19 - Quiz

DOE-zin of ZIJN-zin?
De eenden blijven hongerig.
A
DOE-zin
B
ZIJN-zin

Slide 20 - Quiz

Dus...
DOE-zin   --> bevat een ZWW 
                            (= immers de handeling van het
                                  OW)
ZIJN-zin  --> bevat een KWW
                            (= immers een toestand, kenmerk
                                  of eigenschap van het OW)

Slide 21 - Slide

Hij lijkt een hele lieve jongen.
lijkt = KWW?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quiz

De zon schijnt de hele dag!
schijnt = KWW?
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quiz

De agent wordt hard geslagen.
wordt = KWW?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

De oude vrouw BLIJKT erg ziek te zijn.
Wat is BLIJKT voor woordsoort?
A
HWW
B
KWW

Slide 25 - Quiz

Hij is eindelijk verstandig geworden.
Welk woord is KWW?
A
is
B
eindelijk
C
verstandig
D
geworden

Slide 26 - Quiz

Bedenk nu zelf een nieuwe zin met een ZWW erin.

Slide 27 - Open question

Bedenk nu zelf een nieuwe zin met een KWW erin.

Slide 28 - Open question

In hoeverre ken je nu het verschil tussen een DOE-zin en een ZIJN-zin?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

In hoeverre ken je nu het verschil tussen een HWW en een KWW?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

In hoeverre kun je zelf een zin bedenken met een ZWW, KWW en HWW
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll