This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Hfdst 3.
Woordenschat
Slide 1 - Slide
Planning:
1. Startopdracht: Oma leert straattaal
2. Uitleg: Een voorbeeld zoeken
3. Zelfstandig werken
4. Check-out: Woordenlijst
Slide 2 - Slide
Doel van de les:
Aan het eind van de les:
Kun je de betekenis vinden van woorden met behulp van voorbeelden.
Leer je (een deel van) de woorden en uitdrukkingen uit het hoofdstuk
Slide 3 - Slide
Je krijgt een appje van je oma. Ze vraagt: 'Zou jij me eens kunnen uitleggen wat een 'outje' eigenlijk is?' Vul hieronder je antwoord in.
Slide 4 - Open question
Een voorbeeld zoeken
Let op haakjes (), komma's (,) of streepjes (-)
Let op woorden: 'zoals', 'bijvoorbeeld' en 'een voorbeeld van'
Niemand kan meer zonder sociale media, zoals Snapchat, Instagram en Facebook
Ik hou niet van winterkost: boerenkool, erwtensoep en zuurkool
Slide 5 - Slide
Waarvan zijn de onderstreepte woorden een voorbeeld?
Desserts zijn mijn favoriete gerechten:
bananensplits, dame blanche, sorbets
Slide 6 - Open question
Zelfstandig werken
Deze les werk je aan opdracht 1 t/m 7 van:
Hoofdstuk 3: Woordenschat -> Een voorbeeld zoeken
Deze opdrachten maak je online.
Vragen? Steek een hand op!
Slide 7 - Slide
Hoe vind je een voorbeeld in de zin: Noem de woorden of de leestekens.
Slide 8 - Open question
Woordenschat hfdst 3.
Slide 9 - Mind map
Je krijgt een appje van je oma. Ze vraagt je: Kun jij me eens uitleggen wat een 'outje' eigenlijk is? Vul hier je antwoord in. Gebruik VOORBEELDEN in je uitleg.