- Pak pen en papier
- Noteer het meewerkend voorwerp van deze zinnen
- Als er geen meewerkend voorwerp is, schrijf dan X
1. De opdrachtgever betaalde mij eindelijk mijn factuur.
2. De decaan van de school belde mijn moeder.
3. Zijn stiefbroer beloofde Jorah een gouden toekomst.
4. Tijdens de les gaf Nouschka alle antwoorden door aan Anna.
5. De ME gaf de demonstranten in Eindhoven rake klappen.