Grammatica zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 1

Je kunt een zin in stukken knippen.

Groepjes woorden horen soms bij elkaar.

Zinsdelen

lesdoelen (herhaling)

je weet hoe je zinsdelen moet vinden

je weet hoe je de persoonsvorm vindt (pv)

je weet wat het werkwoordelijk gezegde (wwg) is 

je weet hoe je het lijdend voorwerp vindt

Wat weet je over zinsdelen ?

Welke zinsdelen ken je al?

Een zinsdeel bestaat altijd uit één woord ?

1. ja
2. nee

Hoe vind je zinsdelen?

Hoeveel zinsdelen ?

Thuis heeft iedereen een eigen computer.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Hoeveel zinsdelen ?

Amani maakte een PowerPoint-presentatie.

1. 1
2. 3
3. 2
4. 4

Hoeveel zinsdelen ?

Gisteren liep de hond in het park.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Hoeveel zinsdelen ?

Kaya wil graag een zoen geven aan Amira.

1. 3
2. 5
3. 4
4. 6

Vind je dat je nu zinsdelen goed kan vinden in een zin ?

1. ja
2. nee
3. mwah

Wat is de PV in de volgende zin?
Onze kat heeft een zwarte vacht.

1. onze kat
2. heeft
3. een zwarte vacht

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.

1. Deze klas
2. kan
3. het lijdend voorwerp
4. vinden

Wat is het WWG in de zin:
De hond heeft in de mand geslapen.

1. de hond
2. geslapen
3. heeft
4. heeft geslapen

Het lijdend voorwerp

https://youtu.be/zxGDSYDq2jg

Oefenzinnen

1. Ik was vandaag de vieze glazen af.

2. Mijn nichtje heeft een spelletje gekregen voor haar verjaardag.

3. Dit spannende boek heb ik in één ruk uitgelezen!

4. Ik heb het werkstuk ‘Artis’ op tijd ingeleverd.

5. De vriendelijke jongen besloot zijn vriendin met een cadeautje te verrassen.

Ik was vandaag de vieze glazen af

Ik was vandaag de vieze glazen af

Pv = was

Wwg = was af

O = ik

Lv = de vieze glazen

2. Mijn nichtje heeft een spelletje gekregen voor haar verjaardag.

Mijn nichtje heeft een spelletje gekregen voor haar verjaardag.

pv = heeft

wwg = heeft gekregen

o - Mijn nichtje

lv = een spelletje

3. Dit spannende boek heb ik in één ruk uitgelezen!

Dit spannende boek heb ik in één ruk uitgelezen!

pv = heb

wwg = gelezen

o = ik

lv = Dit spannende boek

4. Ik heb het werkstuk ‘Artis’ op tijd ingeleverd.

4. Ik heb het werkstuk ‘Artis’ op tijd ingeleverd.

pv = heb

wwg = heb ingeleverd

o = ik

lv = het werkstuk

5. De vriendelijke jongen besloot zijn vriendin met een cadeautje te verrassen.

5. De vriendelijke jongen besloot zijn vriendin met een cadeautje te verrassen.

pv = besloot

wwg = te verrassen

o = de vriendelijke jongen

lv = cadeautje

Let op!!!!

1. Maar de hond was nergens te bekennen.....

wwg = was te bekennen (te hoort erbij)

2. Kom nou mee!

Geen onderwerp (gebiedende wijs)

3. Carlijn zoekt naar haar haarborstel.

Geen lijdend voorwerp (begint meteen voorzetsel)

Heb je de volgende leerdoelen bereikt?
Ik weet wat het:
1. lijdend voorwerp is en kan deze herkennen in de zin.
2. de persoonsvorm en het wwg is
3. wat zinsdelen zijn en hoe ik ze kan maken

😒🙁😐🙂😃

www.taal-oefenen.nl

www.taal-oefenen.nl

www.cambiumned.nl