Persoonsvorm en onderwerp

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

Persoonsvorm en onderwerp

Ik kan in een zin de persoonsvorm en het onderwerp vinden.

De persoonsvorm

Je kan de persoonsvorm vinden met drie proeven:

De vraagproef

De getalsproef

De tijdproef

De dokter prikt een naald.

Prikt de dokter een naald?

De dokters prikken een naald.

De dokter prikte een naald.

Het onderwerp

Het onderwerp vind je door te vragen:

Wie/wat + persoonsvorm.

Wie of wat prikt?

De dokter

Wat is de persoonsvorm?
Fred eet een bruine boterham.

Wat is de persoonsvorm?
Charlotte heeft hem het nieuwtje verteld.

Wat is de persoonsvorm?
Mijn moeder draagt die jurk elke zomer.

Wat is de persoonsvorm?
De directeur spreekt de pestkoppen streng toe.

Wat is de persoonsvorm?
Kees heeft de mooiste fiets.

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
De dokter geeft zijn patiënt medicijnen.

Wat is het onderwerp?
De dokter geeft zijn patiënt medicijnen.

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
Ik oefen het lied elke dag.

Wat is het onderwerp?
Ik oefen het lied elke dag.

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
De bakker bakt elke ochtend een vers brood.

Wat is het onderwerp?
De bakker bakt elke ochtend een vers brood

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
Het cadeau heb ik aan mijn zus gegeven.

Wat is het onderwerp?
Het cadeau heb ik aan mijn zus gegeven.

Wat is de persoonsvorm? Onthoud het!
Dat broodje geef ik aan mijn zus.

Wat is het onderwerp?
Dat broodje geef ik aan mijn zus.

Ik kan de persoonsvorm en het onderwerp in een zin vinden.

1. Ja, altijd!
2. Ja, meestal.
3. Ik kan het soms.
4. Ik moet nog meer oefenen.